Inkomensdaling door derogatie gemiddeld 23.000 euro in 2026
De gemiddelde inkomensdaling geldt voor een melkveebedrijf in een niet-NV-gebied bij een mestafzetprijs van 30 euro per kuub rundveedrijfmest. Bij een mestafzetprijs van 20 euro per kuub is de inkomstendaling 8.000 euro kleiner. In de NV-gebieden zijn de inkomstenverliezen door de afgenomen mestplaatsingsruimte gemiddeld 2.500 euro per jaar hoger dan in de niet-NV-gebieden, als gevolg van de lagere stikstofgebruiksnorm.
Het inkomensverlies is berekend per onbetaalde arbeidsjaareenheid (oaje) met het jaar 2021 als referentie. Agrarische ondernemers en hun gezinsleden verrichten in de meeste sectoren vaak nog het merendeel van de arbeid zelf, maar krijgen meestal geen salaris. Een arbeidskracht die in een jaar 2.000 uur of meer werkt, ziet WECR als één oaje. Wie minder werkt, telt voor minder dan één oaje. Het gemiddelde inkomensverlies per melkveebedrijf is een factor 1,7 hoger dan het oaje.
Subsidie behoud grasland
Voor de overgangsjaren 2024 en 2025 omschrijven de onderzoekers de verwachte inkomensdaling ook als aanzienlijk. In 2024 bedraagt de inkomensdaling zonder subsidie voor blijvend grasland bij een mestafzet van 20 euro per kuub ongeveer 7.000 euro per oaje (NV-gebied met een stikstofnorm van 210 kilo per hectare). In een niet-NV-gebied met een stikstofnorm van 230 kilo per hectare bedraagt de inkomensdaling 11.000 euro. In 2024 en 2025 verliest een gemiddeld melkveebedrijf bij een mestafzetprijs van 20 euro per kuub 9.500 euro per oaje (NV-gebied met een stikstofnorm van 190 kilo per hectare) en ruim 13.000 euro per oaje (niet-NV-gebied met een stikstofnorm van 200 kilo per hectare).
De vergoeding van 9,20 euro per kuub, in de vorm van subsidie voor blijvend grasland, voor de extra mest die moet worden afgevoerd draagt volgens WECR bij aan een substantiële reductie van de kosten voor extra mestafzet in 2024 en 2025. Voor extensieve bedrijven wordt hiermee het verlies van inkomen dit jaar en komend jaar met ongeveer 60 procent verlaagd. De graslandsubsidie beperkt bij intensieve bedrijven het inkomensverlies afhankelijk van de mestafzetprijzen met ongeveer 15 tot 25 procent. In 2026 vervalt deze subsidie voor ‘behoud grasland bij afbouw derogatie’.
Spanning op de mestmarkt
Het rapport van WECR onderzocht op verzoek van de Tweede Kamer de bedrijfseconomische gevolgen van het vervallen van derogatie op melkveebedrijven, met toenemende spanning op de mestmarkt door lagere aanwendingsnormen, introductie van bufferstroken en slecht weer in 2023 en 2024. Daarbij werd gekeken naar de economische effecten van verminderde plaatsingsruimte en inkomensverlies per arbeidseenheid en bedrijf voor de jaren 2024 en 2025, rekening houdend met het 7e Actieplan Nitraatrichtlijn. Verder werd gekeken naar de continuïteitsperspectieven van verschillende bedrijfstypen.
De onderzoekers onderscheiden negen standaardbedrijfstypen op basis van grondsoort, veestapelomvang en intensiteit. Bij de doorrekening van de verschillende scenario's van de uitfasering van de derogatie werd rekening gehouden met variatie van de mestafzetkosten (van 20 tot 35 euro per kubieke meter) en aanwending van dierlijke mest, inclusief verschillen tussen niet-NV- en NV-gebieden.