‘Koeien met weinig productieverlies, die snel herstellen’
CRV introduceert fokwaarde voor veerkracht
En bij een verstoring moet je dan bijvoorbeeld denken aan virussen of bacteriën, stress, hitte, of een voerfout, legt Gerben de Jong van CRV uit. Een verstoring uit zich vrijwel altijd in een suboptimale melkproductie. Koeien met een goeie veerkracht hebben minder vaak een dip in de melkproductie (betere stabiliteit in de productie) en als ze een dip hebben, herstellen ze sneller. Beide kenmerken zijn verwerkt in een fokwaarde voor stabiliteit en een fokwaarde voor herstel. Gezamenlijk vormen die de index voor veerkracht, waarbij stabiliteit een iets hogere erfelijkheidsgraad heeft dan herstel. Stabiliteit wordt dan ook iets zwaarder ingerekend in de formule voor veerkracht.
Gezondheidskenmerken
Beide kenmerken, stabiliteit en herstel, hebben ook positieve genetische correlaties met andere gezondheidskenmerken, zoals vruchtbaarheid, conditiescore, celgetal, uiergezondheid en stofwisselingsaandoeningen. Ook laatrijpheid is positief gecorreleerd aan stabiliteit en herstel. Daar staat tegenover dat veerkracht weer licht negatief gecorreleerd is aan melkproductie: hoogproductieve koeien zijn iets vatbaarder voor verstoringen.
Van alle variatie in veerkracht is 55 procent te verklaren door de bestaande gezondheidskenmerken. De overige 45 procent komt dan voor rekeningen als stress (bijvoorbeeld door een verbouwing), hete zomers of een rantsoenwisseling. Dat extra stuk geeft de fokwaarde veerkracht meerwaarde, volgens Gerben de Jong. „We willen meer koeien fokken die nooit opvallen, die niet ziek zijn, en gewoon rustig doorgaan met melk produceren.”
De gegevens voor het kenmerk komen uit een databank van zevenduizend melkveebedrijven, waarbij van individuele koeien vanaf 2010 de dagproductie kon worden geregistreerd.
Minder dips, sneller hersteld
Wat betekent fokken met het kenmerk veerkracht in de praktijk? Dochters van stieren met een gemiddelde fokwaarde van 100 voor herstel, hebben circa 11 dagen nodig om te herstellen van een dip. Een koe uit een stier met een fokwaarde van 108 is in 7 dagen weer terug op het oude productieniveau: en eentje met een fokwaarde van 96 heeft 12,5 dagen nodig.
Bij het kenmerk ‘stabiliteit’ hebben dochters van een stier met een fokwaarde 100 3,8 melkproductiedips per lactatie. Bij een fokwaarde van 96 zijn dat 4,2 dalingen, en bij een fokwaarde van 108 maar 2,4.
Bij de gecombineerde fokwaarde voor veerkracht hebben koeien uit een stier met 92 punten gemiddeld ruim 150 kilo productieverlies per lactatie. Nakomelingen van een stier met 108 punten voor veerkracht geven gemiddeld ruim 100 kilo melk per lactatie meer ten opzichte van stieren met 100 punten. De Jong: „We willen koeien met weinig productieverlies, die snel herstellen.”
Basisaanpassing
Naast het nieuwe kenmerk veerkracht wordt er tevens een algehele basisaanpassing doorgevoerd in de komende indexdraai. Voorheen gebeurde dat eens in de vijf jaar, maar tegenwoordig doet CRV dat elk jaar. Hiermee wordt de stijgende genetische trend op zaken als melkproductie, vruchtbaarheid en klauwgezondheid gecorrigeerd naar de stand van zaken van vandaag. Anders zouden op den duur alle stieren op dat soort kenmerken ver boven de 100 punten gaan scoren. Met een basisaanpassing wordt het gemiddelde weer op 100 gezet.
In de indexdraai komt dat erop neer dat alle stieren ten opzichte van de vorige draai zo’n 23 tot 25 punten dalen in NVI, ruim 30 euro teruggaan in Inet en pakweg 40 dagen zakken in levensduur. Ook op andere kenmerken zullen alle stieren gemiddeld iets lager gewaardeerd worden dan in de decemberdraai, maar grote verschuivingen in de rangorde van stieren zal dit niet opleveren.