Einde derogatie en snijmaïsteelt, hoe daarop inspelen?
Maïs heeft mineralen nodig. 40 tot 50 kuub drijfmest was voor veel bedrijven een standaard mestgift die werd toegediend. Daarmee werd voor een groot deel aan de benodigde mineralen voor snijmais voorzien. Een standaardregel was in het verleden 100-200-300, oftewel 100 kilo fosfaat, 200 kilo stikstof en 300 kilo kali Bij een drijfmestgift met 4 kilo stikstof, 1,5 kilo fosfaat en 5,4 kilo kali per kuub, was dit 110 kilo werkzame stikstof, 60 tot 75 kilo fosfaat en 240 tot 270 kilo kali. De overige mineralen werden aangevuld met kunstmest.
Vanaf 2014 mag er geen fosfaatkunstmest meer gebruikt worden in de maïs. In de praktijk blijkt dat bij 30 tot 35 drijfmest er geen sprake hoeft te zijn van fosfaatgebrek, stelt Wim Bussink van het Nutriënten Management Instituut (NMI). „Op dit moment is bemesting technisch vaak minder dan 50 kilo fosfaat per hectare nodig gezien de hoge fosfaattoestanden. Alleen bij gronden met lage fosfaattoestanden is de behoefte hoger. Daarvoor kunnen veehouder fosfaatdifferentiatie aanvragen.
Kali mag nog wel door middel van kunstmest worden aangevuld. Dit geldt ook voor stikstof. Bussink geeft aan dat de normen voor stikstof en kali het afgelopen decennium zijn bijgesteld op basis van proefresultaten. „In principe kunnen we op de meeste gronden met 140 kilo stikstof prima uit de voeten. Het kost hooguit twee procent opbrengst. Het is ook nog eens gunstig voor de waterkwaliteit.”
Ook wat betreft kali is de 300 kilo van eertijds aan de ruime kant. Bussink wijst erop dat het kali-advies in tussentijd is aangescherpt. „Bij toestand laag tot voldoende bedraagt het advies 10 kg kali per ton droge stof mais. Bij 16 ton droge stof per hectare is dat 160 kilo per hectare. Bij hogere toestanden is het advies duidelijk lager.”
Minimaal 30 kuub drijfmest
Al met al denkt Bussink dat veehouders mais scherp kunnen bemesten met 30 kuub drijfmest per hectare en 30 kg stikstof in de rij. „Maar dan is het wel van belang dat er een goed vanggewas staat die ook nog eens 30 kilo stikstof kan leveren (een vuistregel is 20 kilo stikstof per hectare per decimeter gewashoogte, red.). Ga je nog minder drijfmest rijden, dan moet je dit tekort aanvullen met stikstof en kali. Zeker als de gehalten in de drijfmest ook nog wat tegenvallen. Verder is het van belang om met de rijenbemesting ook wat zwavel te geven.”
Gedeelde gift
Biedt het delen van de kunstmestgift nog voordelen? Volgens Bussink zijn de voordelen van een tweede stikstofgift tijdens de groei maar heel beperkt. „We zien maar zelden extra opbrengsten en je maakt wel extra kosten. Een goede startgift blijft het allerbelangrijkst. Of je moet in het begin heel veel water krijgen in combinatie met koud weer. Dan kan het lonen. In het algemeen wordt stikstofdeling niet aanbevolen”
Minder mest naar mais, meer voor grasland
Een krappe mestgift op mais betekent dat er meer mest beschikbaar voor grasland. Bij 80 procent maisland en 20 procent grasland is er met 30 kuub drijfmest op maisland in totaal 5 kuub meer beschikbaar voor grasland dan met 50 kuub. Ruwweg komt dit overeen met 10 kil0 meer werkzame stikstof per ha grasland. Zeker met scherpe normen betekent deze 10 kilo stikstof meer naar grasland 200-250 kg meer droge stof per hecare en ongeveer 2 gram meer ruw eiwit per kilo droge stof.”