Mais van 40% droge stof geen probleem, maar ook geen doel op zich
De maïskuilen van dit jaar liggen gemiddeld op 39 procent droge stof, zo blijkt uit de analyses van Eurofins Agro. Het gemiddelde van de afgelopen vijf jaar ligt op ruim 38 procent droge stof. Wanneer we het droge stof percentage vergelijken met 10 jaar geleden, dan ligt het gemiddelde een stuk. Zo lag het 5-jarig gemiddeld over 2009 tot en met 2014 nog op 35,8 procent droge stof.
Snijmais wordt dus steeds droger geoogst. 10 jaar geleden riepen specialisten nog op om de mais niet boven de 36 procent droge stof te oogsten. Te droge mais is moeilijk te verdichten en is daardoor broeigevoelig. Dit gaat ten koste van de opname. Ook bevat deze maïs verhoudingsgewijs meer bestendig zetmeel, waardoor de rantsoenen minder pensenergie bevatten en er eer kans is op darmverzuring, zo luidden de waarschuwingen.
Inmiddels is snijmais van 40 procent droge stof geen uitzondering meer. En veel veehouders ervaren dat ook deze mais prima kan conserveren en de koeien het er goed op doen.
Stay green
Waren de adviseurs destijds niet wat te voorzichtig en werd de maïs niet te vroeg geoogst? Nee, die conclusie kunnen we niet trekken. Het droger kunnen oogsten van maïs heeft vooral een andere oorzaak. De maïs is door de veredeling namelijk behoorlijk veranderd. Door gebruik van stay green-rassen en het sneller afrijpen van de maïs, zien we de maïskorrels rijper geoogst worden bij een groenere plant. Werd 10 tot 15 jaar geleden nog gezegd dat bij het zien van het zwarte puntje in de korrel, je eigenlijk te laat was met oogsten omdat de plant te ver was afgestorven, nu is juist het advies om te wachten tot het zwarte puntje. Op dat moment stopt de zetmeelproductie en is de korrel rijp. Het aandeel vroegrijpe rassen is flink toegenomen, waarbij de maiskorrel voor half oktober en zelfs september al rijp is.
Ook de verhouding plant en kolf speelt een belangrijke rol. Met de stijging van het droge stof percentage, is het aandeel zetmeel per kilo droge stof nog steeds vergelijkbaar (rond de 380 gram per kilo droge stof). Per kilo product bevat de maïs dus meer zetmeel. En is de verhouding verschoven naar meer kolf dan plant. De kolf levert al snel 60 procent droge stof. Het droge stof percentage van de plant is veel lager.
Kunnen we daarmee zeggen dat het gevaar van te droge mais is geweken? Nee, dat kunnen we niet. Het blijft een samenspel tussen enerzijds een rijpe korrel en anderzijds nog een wat groene plant, die nog niet helemaal is afgestorven en voldoende verteerbaar is voor de koe. Ook de weersomstandigheden tijds groei en afrijping heeft daar invloed op. Een droge zomer geeft eerder een dorre plant. Het blijft dus oppassen om maïs te droog te oogsten. En dan gaat het met name om een te droge plant.
40 procent droge stof geen doel
Moet iedereen streven naar maïs van 40 procent droge stof? Nee, 40 procent moet niet het doel zijn. Het droge stof percentage is geen hard gegeven. Het hangt vooral af van de gezondheid van de plant. Is de plant nog groen, dan kunnen veehouders gerust wachten met oogsten tot de kolf helemaal rijp is. Het droge stof percentage is dan een gevolg van het totale product. En als dat 40 procent is, of zelfs iets daarboven, dan is dat geen probleem. Is de kolf nog niet helemaal rijp en de plant is al in vergevorderd stadium van afsterven, dan kan wachten juist tot problemen leiden. Soms zijn de (naderende) weersomstandigheden reden om toch eerder te oogsten.
Er is ook maïs van 40 procent droge stof, of zelfs nog wat lager, die toch te droog is en niet goed is te verdichten. Vaak valt het zetmeelgehalte dan ook tegen. In dat geval is de verhouding (te droge) plant hoger dan de (vaak wat kleinere) kolf. In 2022 werd er ook veel mais geoogst van rond de 40 procent droge stof, waarbij de plant erg droog was met een zeer hardrijpe korrel. Daarmee was de mais slecht aan te rijden en de plant moeilijk verteerbaar voor de koe.
Een algemene vuistregel is dat gezonde mais een zetmeelgehalte heeft die overeen komt met de grammen droge stof. Oftewel, mais van 40 procent droge stof zou ook rond de 400 gram zetmeel moeten bevatten.
Of maïs mogelijk te droog is ingekuild, is fysiek het beste te beoordelen. Een te droge plant bevat weinig groene delen en vaak zijn grote delen van de schudbladeren duidelijk aanwezig. Veehouders die een dergelijke kuil voeren zullen alert moeten zijn op broei en schimmel. Naast extra gewicht op de kuil en het houden van voldoende voersnelheid, kan het toevoegen van een zuur aan het rantsoen helpen om de smakelijkheid te bevorderen.
Clostridium
Droge mais met verhoudingsgewijs veel pensbestendig zetmeel zal in het rantsoen bijgestuurd moeten worden met producten die voldoende energie op de pens geven. Zeker als de totale voeropname tegenvalt. Worden de dieren wat sloom, hebben ze koortsverschijnselen en valt de melkproductie terug, dan kan er sprake zijn van verzuring door teveel zetmeel op de darm. Dit leidt tot het afsterven van bepaalde bacteriën. Clostridium bacteriën vermeerderen zich juist. Deze bacteriën geven gifstoffen af en omdat de darm direct doorlatend is richting de bloedbaan, komen deze gifstoffen snel in het bloed terecht. Gezondheidsproblemen en met name klauwproblemen zijn het gevolg. Daarom blijft het opletten met droge maïs.