‘Met emissierechten heeft de politiek een nieuwe stok om mee te slaan’
Begin september presenteerden zeven landbouworganisaties een lobbydocument met als titel ‘De melkveehouderij van de toekomst’. Dit document bevat standpunten van belangengroepen waarmee ze aandacht vragen voor de wensen van melkveehouders bij politieke partijen in de aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen.
In het document staat onder andere dat de agrarische verenigingen van mening zijn dat de mogelijkheden om organische mest te gebruiken ter vervanging van kunstmest op korte termijn moeten worden uitgebreid. Het huidige oppervlak grasland voor melkveehouders moet worden vergroot. Maar bovenal mag het financiële risico van de overgang naar een meer natuur- en milieuvriendelijke melkveehouderij niet uitsluitend bij melkveehouders liggen.
Verdienvermogen
Henk Bleker, voorzitter van de Nederlandse Melkveehouders Vakbond (NMV), en Erwin Wunnekink, voorzitter vakgroep melkveehouderij LTO Nederland, bekeken de verkiezingsprogramma’s van de belangrijkste politieke partijen om te zien in hoeverre hun standpunten terugkomen in de verkiezingsmanifesten.
Alle relevante partijen die op woensdag 22 november meedoen aan de verkiezingen voor de Tweede Kamer, zoals de BBB, het NSC van Pieter Omtzigt, de VVD, GL/PvdA en de PVV, benadrukken expliciet de waarde van de Nederlandse veehouderij. Ze doen dat vooral vanuit het oogpunt van landschapsbehoud en economisch perspectief, aldus Bleker. „Ze geven aan dat de Nederlandse landbouw belangrijk is voor Nederland, maar in geen enkel partijprogramma staat hoe het verdienvermogen van melkveehouders kan worden verbeterd.”
Verplichte weidegang
„Er wordt in programma’s wel genoemd dat boeren betaald moeten worden voor groen-blauwe diensten, maar nergens staat vermeld hoe ze een eerlijk inkomen kunnen verdienen met bovenwettelijke maatregelen,” merkt ook Wunnekink op. Vergoedingen zijn nu nog vooral geregeld door private partijen. Zo krijgen melkveehouders bijvoorbeeld betaald voor het leveren van melk volgens PlanetProof. „Wat krijgen al die andere melkveehouders die zich inspannen om de impact van klimaatverandering en stikstof te verminderen en het welzijn van de koeien te verbeteren? De politieke partijen hebben geen enkele visie op dat gebied.”
„Neem bijvoorbeeld GroenLinks/PvdA,” voegt Bleker eraan toe. „Ze willen weidegang verplicht stellen. Maar dan is weidemelk niet meer uniek en wordt het niet meer vergoed door de zuivelindustrie en de consument. De beloningsprikkels vallen dan weg. De politiek zal dan een publiek argument moeten geven om een hogere melkprijs te rechtvaardigen, maar zullen ze dat doen? Wat dan nodig is, is een vergoeding die lijkt op die voor ecologische diensten, zodat alle boeren worden beloond voor hun inspanningen. Maar daarover wordt in het programma van GroenLinks/PvdA met geen woord gesproken met betrekking tot een verplichte weidegang.”
Met een systeem van emissierechten heeft de politiek een extra stok om mee te slaan
Henk Bleker
Volgens beide bestuurders stralen de partijprogramma’s geen visie uit op de landbouw. „Er wordt gezegd dat Nederland een gidsland is op het gebied van landbouw, maar ondertussen ligt het beleid al vier jaar stil nadat een rechter de PAS-aanpak heeft verworpen,” merkt Wunnekink op. „De partijen nemen geen harde beslissingen als het om stikstof gaat. Als er niets verandert, zal de landbouw niet in beweging komen en in het midden blijven staan.”
Een aantal partijen, waaronder de VVD en de BBB, pleiten wel voor minder gedetailleerde en generieke regels met betrekking tot bijvoorbeeld stikstofemissie. Boeren zouden volgens beide partijen de vrijheid moeten krijgen om zelf de stikstofdoelen te bereiken, bijvoorbeeld door ammoniakemissie uit de stal in real-time te meten. Een aantal partijen pleit ook voor een emissiebeleid in plaats van regelgeving gebaseerd op depositie. Maar daar zijn nadelen aan verbonden, waarschuwt Bleker. „Hiermee zou je het paard van Troje binnenhalen. Het kan helemaal verkeerd uitpakken en mogelijk een systeem van emissierechten creëren waar de politiek een extra stok heeft om mee te slaan.”
RAV-systeem
Wunnekink benadrukt ook dat het RAV-systeem moet worden aangepast. „Innovatie is een deel van de oplossing en het huidige RAV-systeem moet daarom uitgebreid worden met protocollen die de werking borgen. Ik zie niet hoe je anders de vergunningverlening vlot gaat trekken. Hierover hebben we niets gelezen in de programma’s van de politieke partijen.”
Partijen als het CDA, de VVD en de PVV willen niet per se de omvang van de veestapel verminderen, aldus Wunnekink. „De NSC is wel voorstander van een kleine krimp van het aantal dieren.” De nieuwe partij van Pieter Omtzigt wil dat de hoeveelheid vee wordt afgestemd op het gebruik van de milieuruimte, met name voor niet-grondgebonden veehouders.
Weinig onderwerpen zijn door de Tweede Kamer controversieel verklaard. De wetgeving, zoals de 55 procent reductie van CO2-uitstoot in 2030, gaat gewoon door
Erwin Wunnekink
Tot teleurstelling van beide bestuurders wordt in geen enkel verkiezingsprogramma, met uitzondering van de BBB, expliciet genoemd dat het areaal grond voor de melkveehouderij behouden moet blijven, of bij voorkeur moet worden uitgebreid. „We moeten de beschikbare oppervlakte vergroten om voldoende ruimte te behouden voor onze koeien, vooral omdat de aflopende derogatie de mestgebruiksruimte steeds verder verkleint,” legt Bleker uit.
„Bovendien brengt het verlies van derogatie boeren extra kosten met zich mee vanwege de toegenomen mestafzet. Daarnaast zullen de komende jaren steeds meer claims worden gelegd op landbouwgrond vanwege plannen voor de uitbreiding van de natuur, woningbouw en infrastructuur. De partijen nemen geen harde beslissingen. Het behoud van het graslandoppervlak was voor ons een belangrijk onderwerp in de onderhandelingen voor het uiteindelijk mislukte landbouwakkoord. De waterkwaliteit is gebaat bij voldoende grasland. Maar dan moet je wel aandacht hebben voor het lage financiële rendement van gras in verhouding tot akkerbouwgrond.”
Het toestaan van kunstmestvervangers, zoals beschreven in de programma’s van de VVD en de BBB, kan de druk enigszins verlichten, maar dit is afhankelijk van de beslissingen die in Brussel worden genomen, merkt ook Wunnekink op. „Maar de urgentie om dit serieus aan te pakken, komt niet duidelijk naar voren in de programma’s.”
Klimaatwet
Wunnekink benadrukt dat de VVD en het CDA vasthouden aan de huidige opkoopregelingen voor piekbelasters en andere veehouderijen met een grote impact op natuurgebieden. „Ik mis in veel programma’s ook hoe we als land invulling gaan geven aan bijvoorbeeld de klimaatwet. Weinig onderwerpen zijn door de Tweede Kamer controversieel verklaard. De wetgeving, zoals de 55 procent reductie van CO2-uitstoot in 2030, gaat gewoon door.”
Uiteindelijk zal de impact van de verschillende partijprogramma’s afhangen van de coalitie die de regering kan vormen en de onderhandelingen die daaraan voorafgaan. „Het heeft in ieder geval geholpen dat we als zeven landbouworganisaties gezamenlijk hebben opgetrokken, want de toon dat in deze verkiezingsprogramma over de melkveehouderij wordt gesproken was positiever dan het afgelopen kabinetsperiode gebruikelijk was”, aldus Bleker. „Daardoor hebben we een sterkere positie richting de politiek. En dat vraagt ook om gezamenlijke vervolgacties na de verkiezingen.” „Samen staan we sterker”, beaamt ook Wunnekink. „Er wordt op het ministerie van LNV serieuzer naar ons geluisterd.”