Het nieuwe GLB 1: Blijft het gelijke speelveld behouden?
In het GLB van na 2020 wil de Commissie af van de gedetailleerde regels die nu voor de hele EU gelden, regels die zowel gelden voor Hollandse veengronden als voor Spaanse rotsbodems. „We moeten af van het idee van 'one size fits all'", zegt landbouwcommissaris Hogan telkens als hij de nieuwe opzet uitlegt. „In een Europa met zoveel verschillende grondsoorten en klimaatomstandigheden is het niet efficiënt om overal met één en dezelfde set regels te werken." In de nieuwe plannen wil de Commissie daarom de lidstaten zelf de regels laten bepalen. Zij kunnen het beleid beter toespitsen op de lokale landbouwomstandigheden, en de regels worden zo flexibeler en transparanter. De Commissie stelt enkel gemeenschappelijke doelen vast, die de lidstaten moeten bereiken met hun beleid.
Tegelijk trekt de Commissie met de doelen de doelstellingen van het GLB breder. Traditioneel richtte het GLB zich vooral op het garanderen van een boereninkomen en op voedselzekerheid. Die focus blijft, onder andere door het verbeteren van marktgerichtheid van boeren en het versterken van de positie van boeren in de keten. Maar daarnaast krijgt vergroening en klimaatbeleid meer aandacht, net zoals maatschappelijke wensen (maar daaronder vallen ook rurale economie en het stimuleren van jonge boeren). Lidstaten dienen elk jaar een zogenaamd strategisch plan in waarin ze omschrijven hoe ze naar die doelstellingen willen toewerken. Die plannen toetst de Commissie vervolgens op honderden indicatoren, om te kijken of ze voldoende de goede richting uitgaan.
Simplificatie
In een presentatie aan de gezamenlijke landbouwministers heeft Hogan een voorbeeld van simplificatie gegeven aan de hand van gewasrotatie. Onder de huidige vergroeningseisen geeft de Commissie eerst een definitie van gewassen, op basis van een botanische classificatie, en verplicht dan dat je op een areaal van tussen de 10 en 30 hectare minstens twee gewassen moet telen, en op grotere arealen minstens drie gewassen. Het belangrijkste gewas mag op maximaal 75 procent van de oppervlakte worden geteeld, en de twee belangrijkste gewassen op niet meer dan 95 procent daarvan. In het nieuwe GLB mogen lidstaten zelf kijken hoe ze gewasrotatie uitvoeren, zolang ze maar naar de gemeenschappelijke doelen toewerken.
Op die manier zou Europese regelgeving allemaal veel simpeler moeten worden, maar toch is er kritiek. Dat de Commissie het werk dat ze zelf moet doen, nu afschuift op de lidstaten, bijvoorbeeld. Daarnaast vragen het Europees Parlement en de Raad van Landbouwministers of deze 'simplificatie' echt wel leidt tot minder regels, of dat de uiteindelijke uitkomst juist is dat er meer regels zijn. Ook maken mensen zich zorgen of er straks nog sprake is van een 'level playing field' als ieder land zijn eigen beleid mag voren. VVD-Europarlementslid Jan Huitema geeft een voorbeeld: „Lidstaten mogen vanaf 2021 15 procent van het geld verschuiven van pijler 1, directe betalingen, naar pijler 2, plattelandsbeleid, of de andere kant op. Bovendien kan een lidstaat ook nog 15 procent van de directe betalingen inzetten voor milieu- en klimaatdoelstellingen. Tel dat bij elkaar op en je hebt een potentieel verschil van 45 procent in directe betalingen tussen lidstaten. Heb je dan nog een gelijk speelveld?"
Speelveld beschermen
De Commissie denkt dat het niet zo'n vaart zal lopen. Doordat zij de strategische plannen van de lidstaten moeten beoordelen, kunnen ze het gelijke speelveld beschermen terwijl ze tegelijk lidstaten ruimte geven om een eigen beleid te voeren. Een voorbeeld is jonge boeren. „Generatievernieuwing en het stimuleren van jonge boeren is een EU-doelstelling", geeft een Commissie-ambtenaar als voorbeeld. „Maar lidstaten hoeven daarvoor toch niet allemaal dezelfde maatregelen te nemen? Sommige lidstaten hebben meer jonge boeren dan andere, of er zijn verschillen in wetgeving met betrekking tot het verkrijgen van land of het afhandelen van erfenissen. Met het nieuwe model krijgen lidstaten de mogelijkheid om zelf te bepalen met welke acties ze het best kunnen bijdragen aan deze doelstelling." Hetzelfde geldt voor de andere doelstellingen, vertelt hij. „Het einddoel is voor iedereen hetzelfde, maar het vertrekpunt en de weg die we nemen verschilt. Het belangrijkst is dat we er allemaal tegelijk aankomen.
Dit artikel is deel één in een vierdelige serie over het nieuwe gemeenschappelijke landbouwbeleid.
Tekst: Wim van Gruisen
Zoon van een Zuid-Limburgse pluimveehouder met eigen slachterij, geschoold als econoom. Sinds 2011 in dienst van Agrio, waar hij artikelen schrijft voor de regio- en vakbladen en de Agrio-websites. Zijn focus lag aanvankelijk op landbouweconomie, tegenwoordig vooral op de Haagse en Brusselse politiek.
Beeld: Natanael Ginting, Freepik, N. Ginting