Meerjarig grasland verhoogt rendement grasland en koolstofgehalte
Optimale grasproductie is de drijfveer voor veehouders om hun grasland langdurig in conditie te houden. Vaak scheuren staat haaks op die wens, stelt programmacoördinator Duurzame veehouderij & Agrobiodiversiteit Jan-Paul Wagenaar. Hij zit binnen Slim Landgebruik regelmatig met de veehouders in het bedrijvennetwerk aan de keukentafel. Wat hij leert uit het gesprek met veehouders is dat ze de graszode vooral zo goed en zo productief willen houden. „Gemiddeld zullen ze grasland op klei bijvoorbeeld acht jaar laten staan, maar er zijn er ook die dat wel twintig jaar doen. Het is boer- of perceelsafhankelijk. Vooral de huiskavel is ‘heilig’. Die willen ze in verband met weiden zo min mogelijk vernieuwen.” Extra opslag van koolstof is daarbij vooral een ‘extra plus’.
Compost en vaste mest
Op zand is het lang in de benen houden van grasland door de droogtegevoeligheid duidelijk moeilijker dan bij de bedrijven op klei, zegt Wagenaar. „Een grote groep boeren op zand ziet echt het belang in van bodembeheer. Ze weten ook dat vaker wisselen met maïs bodemkwaliteit kost.”
Een maatregel om de bodemkwaliteit en daarmee de productiviteit te verbeteren is het actief verhogen van organische stof met vaste mest of compost.
Verder van de stal passen veehouders vaker dan vroeger kruidenrijke mengsels toe. „Die kruidenrijke grasmengsels zijn moeilijker om te beweiden. Je moet ze af en toe maaien. Ze ontwikkelen een diepere of betere beworteling en zijn daardoor minder droogtegevoelig. Voor deze keuze zijn water en biodiversiteit motieven.”
Zand of klei
Het langdurig productief houden van grasland is, is dus deels afhankelijk van de grondsoort. De wisselteelt van gras en maïs op zand biedt mogelijkheden, maar ook uitdagingen. Op zand zaait de teler na een maïsgewas doorgaans gras. Na het inzaaien van nieuw gras neemt de organische stofopbouw toe, tenminste, die groeit naar een maximum in een afvlakkende curve. „Er komt altijd een punt waarop de boer het gras zal moeten vernieuwen. Dan gaat een stukje koolstof verloren. Goede praktijk is dus zo duurzaam mogelijk werken en je beheer afstemmen op bodemkwaliteit. Op kleigronden is de koolstofhoeveelheid meestal op orde en je moet het potentieel voor opslag van koolstof ook niet overdrijven. We zitten op een goed optimum en het is ook het beste te streven naar een optimum voor de productie.”
„Zand is droogtegevoelig. In de laatste zes groeiseizoenen waren er wel vier droog. Dan is het moeilijk daar het grasland optimaal te houden. Daar komt bij dat bedrijven op zand meer melk produceren per hectare land. Een aandeel maïs is dan gunstig, en met het oog op bodemkwaliteit is het niet praktisch altijd mogelijk maisland optimaal in het bouwplan te krijgen.”
Onderzoek
Om langer grasland te houden probeerden onderzoekers hoe ze dit konden verwezenlijken. Wagenaar: „We adviseerden grasland langdurig goed te houden op percelen die daarvoor geschikt waren op basis van bijvoorbeeld vochthuishouding. Op andere drogere percelen raden we aan drie jaar maïs af te wisselen met drie jaar grasklaver. Op 60 procent van het areaal richt je je dan op blijvend grasland.”
Droogte dwingt de teler tot graslandvernieuwing en Wagenaar ziet onder praktijkomstandigheden dat na vier tot zes jaar de productie van grasland op zand terugloopt. „De wortels trekken dan op naar de bovenste lagen. De winst aan koolstof is daarmee ook beperkt. Het is dus op zand moeilijk om in blijvend grasland koolstof naar een hoger niveau te trekken. Er is op zand wat te winnen, maar je moet realistisch zijn, er zit een plafond aan.”
Keuze
Op zand zullen telers de beste percelen voor blijvend grasland moeten kiezen op basis van de vochthuishouding. Goede voorziening met compost of mest dragen bij aan de duurzaamheid. Wagenaar ziet dat in gebieden met droogtegevoelige grond in de Achterhoek, telers experimenteren met berm- en natuurmaaisel om de bodemkwaliteit op orde te houden. „Het is wel ingewikkeld en er zit een kostenplaatje aan. Je kan de ‘spons’ in de bodem hiermee wel wat beter maken voor de eerste twee droge weken. Het maakt de zandgrond wat weerbaarder.”
Beregenen is volgens Wagenaar een noodgreep en geen oplossing. Het voorkomt dat het gras stilvalt, maar verhoogt de productie niet direct. Bovendien kan het niet overal. Droge gebieden krijgen vaker te maken met beregeningsverboden.
Tekst: Jorg Tönjes
Beeld: Ellen Meinen