Goed graslandbeheer; eerst eggen dan doorzaaien
Gras over een lange periode van jaren laten staan draagt bij aan het verhogen van de organische stof in de bodem en daarmee de koolstofopbouw van de grond. Toch is dat voor melkveehouders niet het meest interessante punt, vindt onderzoeker Herman de Boer van WUR Livestock Research. „Grasland is in de eerste plaats bedoeld om de koeien goed te voeren en daarbij de kosten laag te houden.”
Een hoog aandeel Engels raaigras is verantwoordelijk voor een hoge opbrengst en voederwaarde van grasland. Teruglopen van het aandeel Engels raaigras betekent dan ook een achteruitgang van de kwaliteit. „Je hebt dat vooral als het lange tijd droog is. Engels raaigras kan plaatselijk afsterven en op open plekken komen andere soorten waar de koeien minder van vreten en waarvan de verteerbaarheid minder goed kan zijn.”
Dit jaar was de regen in de zomer aardig goed verdeeld, op een droog voorjaar na. In enkele voorgaande jaren liep de kwaliteit van grasland door lange droogtes regelmatig terug. Met beregenen beperkt de boer de teruggang van het aandeel Engels raai, maar De Boer denkt ook aan andere maatregelen om de groei en conditie van grasland te beschermen: „Bijvoorbeeld oppassen met erg kort afmaaien en op risicovolle momenten met een zware machine het land op gaan, bijvoorbeeld vroeg in het voorjaar met een zware zodenbemester.”
Zorgvuldig
Bij goed graslandbeheer gaat het allereerst om zorgvuldigheid en bij schade herstel je die bij voorkeur eerst met managementmaatregelen, zegt De Boer. „Als je maait, laat dan de eerste snede bijvoorbeeld voldoende goed uitgroeien. Daar profiteert vooral Engels raaigras van, omdat het bij de goede vochtvoorziening en hoge stikstofbemesting in het voorjaar concurrentiekrachtig is, en in staat om andere, minder gewenste grassoorten te onderdrukken. Ga je in plaats van eind april twee weken later maaien, dan is dat goed voor de ontwikkeling van de graszode.”
Het eerste eiwit uit de vroeg gemaaide eerste snede laat de veehouder dan deels gaan, maar het levert een sterkere graszode voor later op. Ook de graswortels kunnen zich bij een langere groeiduur van de eerste snede beter ontwikkelen, wat later de droogtebestendigheid ten goede kan komen.
Eggen
Ongewenste soorten zijn deels met eggen tegen te gaan. „Je zet de eg in, als die soort de eigen groeispurt heeft. Met de schade door eggen verhinder je dan dat die soort in bezetting toeneemt. Ruw beemdgras heeft bijvoorbeeld in mei tot juni zo’n piekmoment. Je kunt dan na de eerste of tweede maaibeurt gaan eggen. Daarmee geef je het Engels raaigras wat meer ruimte. Het moment na het maaien is het beste, omdat je bij te lang gras ook het Engels raaigras beschadigt.
Straatgras wordt relatief sterker ten opzichte van Engels raaigras als de zode erg kort gehouden wordt, door bijvoorbeeld intensief weiden. Omdat straatgras normaal laag blijft, is het bij een korte zode wat in het voordeel ten opzichte van Engels raai.” Overigens is straatgras normaliter geen serieuze concurrent van Engels raaigras, maar vult het eerder de zode wat aan door open plekken op te vullen.
Soortenrijk
Kruidenrijk grasland maakt diepere wortels en kan daardoor minder droogtegevoelig zijn. „Hierin wordt nog gezocht naar de ideale samenstelling en is het behoorlijk lastig om de soortverhouding in stand te houden. Je merkt het al: je komt steeds terug op de regel dat management doorslaggevend is.”
Goed management is schade voorkomen of minimaliseren en bij schade met sturende maatregelen het grasland op tijd laten herstellen. De Boer is al jaren bezig met onderzoek om het aandeel Engels raaigras in grasland te verhogen door middel van doorzaaien.
Hoewel dat klinkt als een eenvoudige oplossing, blijkt het in de praktijk lastig om succes te realiseren. „Onze aanpak is om na het maaien eerst te eggen en daarna door te zaaien. Om goed te kunnen eggen en doorzaaien en voldoende ruimte in de zode voor nieuwe plantjes te maken, moet daarbij korter dan normaal gemaaid worden. Bij erg kort afmaaien, rond de 2,5 centimeter, en dan zaaien komen er voldoende nieuwe plantjes, maar dan krijgt, vooral op zandgrond, juist de oude zode een flinke tik. Dit jaar hebben we daarom wat minder kort gemaaid, op ongeveer op 4 centimeter. Resultaten volgen nog, maar duidelijk is dat dit nauw luisteren.”
Tekst: Jorg Tönjes
Beeld: Ellen Meinen