Fabrieksquotum FrieslandCampina niet verhandelbaar

Dat zegt persvoorlichter Jan Willem ter Avest van FrieslandCampina desgevraagd. „We willen met het nieuwe systeem geen nieuw soort fosfaatrechten introduceren. Het staat ondernemers vrij om door te groeien, maar daarbij nemen ze wel het risico dat 10 cent per kilogram te veel geproduceerde melk ingehouden wordt op het melkgeld.”
'Groeiruimte blijft'
Het fabrieksquotum betekent volgens de woordvoerder niet dat groei niet meer wenselijk is. „De coöperatie bepaalt het verwachte percentage marktgroei, waarna iedere melkveehouder dat percentage bovenop zijn of haar vergelijkingsvolume mag leveren. Wanneer een melkveehouder meer groeit, maar de totale leverantie bij FrieslandCampina het afgesproken groeipercentage niet haalt, wordt de 10 cent melkgeld niet ingehouden.”
Dat groeipercentage werkt als volgt. Bij een verwachte marktgroei van bijvoorbeeld 2 procent, mag een melkveehouder met 2 miljoen kilogram melkproductie als vergelijkingsvolume 40.000 kilo melk extra leveren. Een melkveehouder met 500.000 kilo melk als vergelijkingsvolume mag in datzelfde jaar dan 10.000 kilo melk meer leveren. Een melkveehouder die nu al veel melk levert, mag dus absoluut gezien meer groeien dan een melkveehouder die nu weinig levert. Hoe coöperatief is dat? In de tijd van het melkquotum betaalde iedere melkveehouder voor een kilogram overschrijding immers dezelfde boete. Zo werkt het bij Franse melkfabrieken met een A, B en C-quotum in grote lijnen ook. Is dat niet veel eerlijker? Ter Avest geeft aan dat er gezocht is naar een zo eerlijk mogelijk systeem, maar dat het nooit mogelijk is om iedere melkveehouder tevreden te stellen.
Positieve en negatieve reacties
Op melkweb – de website voor interne communicatie van FrieslandCampina – wordt wisselend gereageerd op de plannen van het bestuur. „Moedeloos word je er van”, bericht een lid dat niet te spreken is over de plannen. „De zoveelste beperking. Hier kunnen we niet op bouwen. Heb je een visie hoe je het weer gaat oppakken na veel inleveren vorig jaar en wordt het op deze manier verpest. FrieslandCampina is er niet meer voor de boer, maar andersom. Zo kan ik ook een goede melkprijs realiseren. Alles wijst erop dat er niet meer melk gaat komen de komende jaren. Nu zullen ze zeggen dat het systeem dan niet in werking treedt, maar met die onzekerheid kunnen wij niet werken.”
Een ander is positiever, al wil diegene dan wel direct verandering in de melkprijssystematiek zien: „Dit is het eerste goede voorstel sinds jaren. Eindelijk het inzicht dat er meer te verdienen is aan schaarste dan aan overvloed. Melk verwerken is iets anders dan geld verdienen aan melk. Het gaat om de winst die we op onze bedrijven maken en niet om hoeveel melk er over de dam gaat. In Zwitserland ,Oostenrijk en delen van Frankrijk wordt al jaren bewezen dat het betere inkomens oplevert en daar gaat het uiteindelijk om.
Wel wordt ons op deze manier de mogelijkheid ontnomen om onze gestegen kosten goed te maken met meer melk. Dit is altijd noodzakelijk, omdat de melkprijs al 40 jaar hetzelfde is gebleven ,terwijl de kosten drie procent per jaar stijgen. Mijn aanvullend voorstel is daarom – naast de instemming met dit voorstel – dat het mandjessysteem wordt beëindigd en dat we een garantieprijs invoeren, gebaseerd op de melkprijs van vorig jaar, plus de gestegen kosten. Op die manier blijft ons inkomen op peil en vervalt de noodzaak van steeds meer melk.”