‘Advies Commissie Grondgebondenheid stimuleert kunstmestgebruik’
Dat zegt Netwerk Grondig in een reactie. Volgens Grondig is met de keuze voor maximale eiwitproductie maximaal ingezet worden op meer kunstmest om zoveel mogelijk (gras)eiwit te oogsten. „Dit gaat in tegen de trend om juist minder dan de maximale toegestane kunstmestgift te geven.”
Ook verwachten de club van grondgebonden boeren dat door het voorstel de inzet van grassoorten met hoog eiwit (monocultuur) zal toenemen. „Hierdoor neemt de variatie in percelen en het aandeel kruidenrijke graslanden af. Dit is een nadeel voor weidevogels, biodiversiteit en gezondheid van de koeien.”
Weidegang ontmoedigd
Daarnaast denkt Grondig dat weidegang zal worden ontmoedigd en zullen eiwitrijke rantsoen gecompenseerd worden met maïs en andere energierijke producten die van grotere afstand worden aangevoerd.
Netwerk Grondig kan zich wel vinden in de keuze voor meer blijven grasland vanwege de CO2-binding en de afbouw van de import van soja. Daarbij wordt een kanttekening geplaatst bij de einddatum: „Die vinden wij met 2040 te weinig ambitieus.”
Misleid door titel
Na het lezen van het rapport, voelen de leden van Netwerk Grondig zich misleid door de titel. „Het blijkt namelijk niet over grondgebondenheid te gaan. Het gaat over polderen. Over eenheidsworst. Dat is geen toekomstvisie, dat is krampachtig vasthouden aan het ‘één sector-gevoel’. Dat is wat ons betreft uit de tijd. De sector is één, maar dan anders.”
Volgens Grondig zou diversiteit het sleutelbegrip moeten zijn. „Dat betekent dat je niet zomaar een bestaande definitie van grondgebondenheid ten dienste van het imago mag uithollen en terugbrengen tot één technisch eiwitdetail. Dat betekent dat de Commissie voorbij gaat aan de diversiteit in de sector. En dat is zorgwekkend.”
De organisatie van grondgebonden boeren vindt dat de Commissie de sector in een keurslijf wil gieten. En dat ze dat de melkveehouder willen opdringen. „Zij wil iedereen in het stramien van eiwitgebonden onder het mom van grondgebonden. De manier waarop de Commissie dit beschrijft in haar rapport heeft de bijsmaak van enige arrogantie: alsof dit dé toekomst, dé wens is van de sector en dit in 2025 voor een deel al een feit zal zijn."