Column: Blog: Opstallerservaring
Weidelogo
Sinds het begin van dit decennium siert het weidemelklogo de zuivelproducten van Campina. Even later kwam er ook een premie voor de boeren die de moeite namen om hun dieren te laten grazen. Een ontwikkeling die wij als liefhebbers van koeien in de wei van harte toejuichten. Mijn vader vond het niet erg om als niet-weider financieel een steentje bij te dragen aan het imago van de sector.
Het weidemelklogo had ook een ander effect. De vraag waarom de koeien niet in de wei staan kregen we aan het begin van dit decennium nog sporadisch, maar vorig jaar kwam die vraag bijna wekelijks terug. Hoewel we ook op de ‘weidevraag’ redelijk goed antwoord konden geven (constanter rantsoen, stabieler klimaat, betere mineralenefficiëntie, slechte verkaveling en ongeduldige recreanten), merkten we dat sommige gasten de koeien in de stal toch minder waardeerden dan koeien in de wei.
De cijfers
In de vorige blog legde ik uit hoe op ons bedrijf het besluit tot opstallen tot stand kwam. In 2006 was ik zelf 15 jaar oud. Ik hielp zo nu en dan op de boerderij, maar ik kan niet zeggen dat ik toen al echt verstand van het houden van melkkoeien had. Ik kon in de jaren die volgden dan ook niet beoordelen of opstallen positief dan wel negatief uitwerkte op de boerderij.
Gelukkig kan ik sommige cijfers nu alsnog bekijken. Uit de MPR-jaaroverzichten blijkt dat de productie van onze koeien in 2005 - ons laatste weidejaar - op 8443 kg melk met 4,65 vet en 3,71 eiwit lag. Het eerste jaar dat de koeien jaarrond binnen stonden, produceerden ze 9020 kg melk met 4,76 vet en 3,71 eiwit. Die productie steeg geleidelijk door naar 9691 kg melk met 4,89 procent vet en 3,71 procent eiwit in 2012. Nu moet ik er wel bij vermelden dat we in ons laatste weidejaar nog 28 procent MRY-bloed in de veestapel hadden en dat is inmiddels nog slechts 4 procent. De productiestijging zou dus wellicht voor een groot deel ook met weidegang wel behaald zijn. Sinds 2012 is de productie weer wat gedaald. Vorig jaar was het rollend jaargemiddelde 9418 kg melk met 4,86 procent vet en 3,68 procent eiwit. De gemiddelde leeftijd van de dieren bleef in al die jaren nagenoeg gelijk. Die lag in het laatste weidejaar op gemiddeld 4 jaar en 10 maanden en dat is nu nog steeds ongeveer het geval.
Mijn vader vertelde me dat hij tijdens het weiden meer last had van klauwbevangenheid en tussenklauwontstekingen dan op stal. Mortellaro leek in de stal dan weer een groter probleem. Al met al beviel het opstallen van de koeien prima. Het rantsoen was constant, de totale grasoppervlakte werd in één keer gemaaid en de mineralen uit drijfmest konden gelijkmatig over de schrale zandgrond verdeeld worden. Daarbij renoveerden we de stal van eind jaren ’70 in 2008, waarna die voorzien was van weergestuurde gordijnen in de zijwanden en een geïsoleerd dak, waardoor het stalklimaat voor de koeien stukken verbeterde.
Persoonlijke weidecoach
Toch werd ik opnieuw nieuwsgierig naar weidegang. Uit de vragen van de vakantiegangers bleek eens te meer dat weidegang voor de uitstraling van de sector een heel gunstig effect heeft. Daarnaast schijnt weidemelk meer gezonde omega-3 vetzuren te bevatten dan melk uit de stal. Ik hoorde overigens ook eens dat een banketbakker juist liever melk van niet-weiders had, omdat die witter zou zijn. Hoe die banketbakker aan die informatie kwam, weet ik niet.
Mijn vader is inmiddels 62. Hij beschikt over een schat aan ervaring met het weiden van de koeien, waarover ikzelf niet beschik. Nu kan ik nog gebruik maken van die kennis, zonder dat ik een weidecoach hoef in te schakelen. Mijn vader is zo mijn persoonlijke weidecoach. Of weiden geschikt is voor mijzelf als ondernemer, weet ik niet. De toekomst zal het leren. Mocht weidegang in de toekomst verplicht worden, dan heb ik er in ieder geval al wat ervaring mee. Het besluit om de koeien vanaf dit jaar buiten te doen, werd vorig jaar ergens genomen. Die eerste weidegang vergde nogal wat voorbereidingen. Daarover lees je in de volgende editie van deze blog.