
Rendabele maisteelt bij nieuwe mestnormen

In plaats van maximale opbrengst wordt de doelstelling een optimale opbrengst. Dat betekent een geslaagde maisteelt, een goede bodem en een optimale mineralenbenutting. Hoe pak je dat aan?
Mineralenbenutting
Bij de huidige gebruiksnormen is de benutting belangrijker dan ooit. Bemest perceelsspecifiek en houd rekening met nalevering. Na grasland heeft mais het 1e jaar bijvoorbeeld nauwelijks bemesting nodig, gebruik die ruimte op grasland. Een geslaagd vanggewas vangt veel mineralen op voor het volgende jaar.
Een goede bodemstructuur en niet te vroeg zaaien dragen ook bij aan een betere benutting van mineralen. En de nieuwe Starcover zaadcoating helpt bodemgebonden fosfaat beter opneembaar te maken.
Lees hier meer over Starcover.
Bodem
Uiteraard is de bodem de basis van elke teelt. Problemen als structuurbederf, verdichte lagen, gebrek aan bodemleven en organische stof zijn niet meer te verdoezelen met overbemesting. Stel daarom alles in het werk voor een optimale bodem:
• verdichte lagen opheffen;
• bewerk het land alleen als het voldoende droog is;
• voed de bodem met stalmest, compost en een geslaagd vanggewas;
• zaai (zeer) vroege rassen voor een tijdige oogst;
• pas waar mogelijk gewasrotatie toe.
Vroege maisrassen
Op de meeste percelen zullen telers moeten gaan kiezen voor zeer vroege tot vroege maisrassen. Vanaf 2019 moet het vanggewas namelijk uiterlijk 1 oktober gezaaid zijn. Vroege maisrassen beperken daarnaast de kans op bodembederf door een late maisoogst.
Het verschil in opbrengstpotentie tussen vroege en middenvroege rassen is door veredeling fors kleiner geworden. De beste vroege rassen doen in drogestof- en kVEM-opbrengst niet of nauwelijks onder voor het gemiddelde van middenvroege rassen:
gemiddeld vroeg | gemiddeld middenvroeg | LG 31.226 (vroeg) | |
drogestofopbrengst (ton/ha) | 21,6 | 22,9 | 22,7 |
kVEM/ha (x 1.000) | 21,8 | 23,3 | 23,1 |
Bron: Aanbevelende Rassenlijs mais 2018 CSAR
Tekst: LG