Hoe melk je met een robot 800.000 kilo melk per jaar?
De hoeveelheid melk per dag per robot is namelijk afhankelijk van het aantal melkingen en de hoeveelheid melk per melking. In elke situatie zal één van de genoemde zaken uit figuur 1 de beperkende factor zijn. Aangezien deze factoren ook nog eens elkaar beïnvloeden, is het belangrijk om met je robotspecialist de verbeterpunten vast te stellen en aan te passen.
Van 29 naar 37,6 liter per koe per dag
Een voorbeeldbedrijf met 58 melkkoeien op de robot en gemiddeld 2,9 melkingen per koe per dag geeft 168 melkingen per dag. Bij 10 liter melk per melking betekent dit een dagproductie van 1.680 liter melk. Bij een stijging van de melkgift per melking naar de 13 liter resulteert dit in een dagvolume van 2.184 liter melk. In deze situatie zal de melkproductie per koe dus moeten stijgen van 29 naar 37,6 liter per koe per dag. In dit voorbeeld wordt de melkproductie per robot en de capaciteit van de robot verbetert door de melk per melking fors te verhogen.
Wat jouw stalsituatie ook is, het bereiken van veel melk per robot valt of staat bij persistentie van uw koeien. En hierbij zijn de robotinstellingen een zeer belangrijke factor.
Andersom redeneren kan ook. Uitgaande van 2.150 liter en 65 melkkoeien op een robot is 33 liter per koe nodig. Bij 10 liter melk per melking betekent dit dat 3,3 melkingen per koe gerealiseerd moeten worden. Dit zal niet een reële situatie zijn. In de praktijk zal 2,7 melkingen haalbaar blijken te zijn, wat resulteert in 12,3 liter melk per melking.
Melkproductie per koe
Duidelijk uit bovenstaande is dat de melkproductie per koe een belangrijke factor is. Het rantsoen moet dus voldoende melkdruk en glucose leverend vermogen (GLV) geven om het doel van meer dan 2.200 liter per robot te realiseren. De stimulans vanuit het rantsoen moet daarbij de melkdruk omhoog stuwen en zo het robotbezoek vergroten.
Heb je een basisrantsoen aan het voerhek waaruit 23 liter melk gemolken kan worden, dan zal het restant via krachtvoer in de robot en het krachtvoerstation gevoerd moeten worden.
Elke stalsituatie is anders
Ook elke situatie in de stal verschilt. Heb je een basisrantsoen aan het voerhek waaruit 23 liter melk gemolken kan worden, dan zal het restant via krachtvoer in de robot en het krachtvoerstation gevoerd moeten worden. Een juiste verdeling van krachtvoer tussen robot en krachtvoerstation is dan cruciaal.
Wanneer je gemiddeld 2,7 melkingen haalt, zal een nieuw te melken koe gemiddeld 3,3 melkingen halen. Bij 2 kilo krachtvoer per bezoek neemt een verse koe dus 6,6 kilo krachtvoer op. Wanneer jouw basisrantsoen slechts 23 liter melk bevat, zal dat niet toereikend zijn om de koeien richting een voldoende hoge piekproductie te stimuleren. Een krachtvoerstation is dan een goede oplossing, maar ook het rantsoen aan het voerhek in stappen verhogen is een alternatief.
Wat jouw stalsituatie ook is, het bereiken van veel melk per robot valt of staat bij persistentie van uw koeien. En hierbij zijn de robotinstellingen een zeer belangrijke factor.
De juiste instellingen van de melkrobot
Bij de robotinstellingen wordt meestal voldoende aandacht geschonken aan de verse hoogproductieve koe. Daarna gaat het echter met de instellingen in zeer veel gevallen mis. De hoogproductieve koeien zijn op een piekproductie en worden overgezet op een melkvoer-tabel. Doordat de vaste voertabel en de melkvoer-tabel vervolgens niet op elkaar aansluiten, daalt de melkgift. Vervolgens heeft de dalende melkgift direct consequenties voor de toelating van de koe op de melkrobot. De koe komt in een neerwaartse spiraal terecht wat betreft het aantal melkingen en de voeropname. Daarmee komen de koeien op het bedrijf in een proces wat juist vanwege het melken met een robot te vermijden is. Juist op robotbedrijven zijn de koeien (vanwege meer dan twee melkingen per dag) extreem persistent in productie te houden. Deze persistentie bepaalt tevens de efficiëntie van de robot of er meer dan 2.200 liter per dag gemolken kan worden. In figuur 2 is te zien dat er een direct verband is tussen melkingen, voergift en melkgift.
Negatieve vicieuze cirkel voorkomen
In figuur 2 komt naar voren wat vaak gezien wordt in de praktijk. De piekproductie wordt op 50 dagen in lactatie goed gehaald. Daarna verandert de melktoelating. Hierdoor raakt de koe uit haar oorspronkelijke melkritme met als gevolg minder melkingen per dag (0,1 melking/koe/dag is 1 kg melk). Door suboptimale robotinstellingen van zowel melktoelating als melkvoer-tabel instellingen na 50 dagen in lactatie, worden koeien in een neerwaartse spiraal gebracht wat betreft melkproductie. De instellingen bepalen dus de richting waar de koeien naar toe bewegen wat betreft melkproductie. Figuur 3 laat deze negatieve vicieuze cirkel zien.
Belangrijke punten in de stal zijn de ruimte voor de robot, het aantal vreet- en ligplekken in de stal en de beschikbaarheid van voldoende en hoogwaardig (ruw)voer. Uiteraard zijn ook zaken als afkalfpatroon, klauwen diergezondheid van essentieel belang om dagelijks meer dan 2.200 liter melk per robot te kunnen melken.
Het optimaliseren van melk- en voerinstellingen zijn dus cruciaal voor een robotbedrijf. Dit optimaliseren is een blijvend proces, omdat ook de situatie op het robotbedrijf continu verandert.
Laat de melkrobot(s) optimaal voor je werken
Als melkveehouder wil je zo efficient mogelijk produceren en wil je je investeringen zo snel mogelijk terugverdienen. Wanneer het gaat om melkrobots is het cruciaal dat verhoging van diergezondheid, melkproductie en de arbeidsflexibiliteit de extra kosten voor afschrijvingen, onderhoud en energie van de robot meer dan compenseren.