Ketosepreventie: kijk verder dan risicodieren!
Dat dieren ketose hebben is vaak overduidelijk, maar de ziekte kent ook een subklinische variant met veel minder duidelijke symptomen. Beide vormen worden slepende melkziekte genoemd. Slepende melkziekte komt vaker voor dan veel melkveehouders denken. Onderzoek toont aan dat zo’n 26 tot 60% van de dieren met de ziekte te maken krijgt. De subklinische variant van slepende melkziekte komt het vaakst voor en blijft vaak onopgemerkt, maar richt wel veel schade aan. Zo hebben deze dieren meer kans op lebmaagverplaatsingen, slecht functionerende eierstokken en indirect ook mastitis en baarmoederontsteking.
Aanpak op koppelniveau
Omdat slepende melkziekte bij meer dieren voorkomt dan veel veehouders denken, adviseert Rijpert Duvivier veehouders nadrukkelijk om verder te kijken dan de risicodieren. “Een aanpak op koppelniveau is een heel belangrijk onderdeel van ons advies rondom de Vital 90 Days; de periode van 60 dagen voor- tot 30 dagen na afkalven waarin de koe het meest kwetsbaar is. Een goed management in de periode rond afkalven is heel belangrijk bij het voorkomen van slepende melkziekte. Omdat de ziekte geen duidelijke symptomen heeft, kan alleen het testen van dieren uitwijzen hoe groot het probleem werkelijk is op een specifiek bedrijf. Het aanpakken van het droogstandsmanagement op koppelniveau, leidt tot de beste resultaten.”
Checklist
Op koppelniveau kan een goed droogstandsmanagement veel problemen voorkomen. Zorg bijvoorbeeld voor voldoende ruimte, voldoende voer- en waterplaatsen en voer en water van een goede kwaliteit. “Het kritisch kijken naar het eigen management is iets wat er vaak bij inschiet. Het is geen onderdeel van de dagelijkse routine en juist als er veel problemen zijn met bijvoorbeeld ketose, schiet het er vaak bij in”, ziet Rijpert Duvivier in de praktijk. “Neem er toch regelmatig even de tijd voor. Bespreek het management en de verbeterpunten samen met de dierenarts, bijvoorbeeld aan de hand van de Healthy Start Checklist. Dat kan echt veel opleveren.”
Monitoring
Een onmisbaar onderdeel van het kritisch kijken naar je eigen management is monitoring. Hoeveel dieren hebben er eigenlijk ketose of slepende melkziekte, werpt het management vruchten af? Ook daarbij is het niet altijd voldoende om te vertrouwen op de dagelijkse routine. “Ketose kun je pas goed beoordelen als je er gericht naar kijkt. Ik sta zelf soms echt voor verrassingen, dieren die er goed uit zien, maar toch ketose of slepende melkziekte blijken te hebben. Ik schat dat bij de helft van de dieren met slepende melkziekte aan de buitenkant niets te zien is.” Ook puur op de melkcontrole vertrouwen geeft niet altijd voldoende duidelijkheid. “Sowieso is dat natuurlijk meestal maar eens in de 4 tot 6 l weken en daardoor kun je wel gevallen missen. Ook hier schat ik dat de helft van de koeien er tussendoor glipt.”
Testen
Regelmatig testen is dan ook belangrijk om een goed beeld te krijgen van de werkelijke situatie op het bedrijf. “Veel veehouders gebruiken daar de Keto-Test voor. Die kun je als veehouder gewoon zelf gebruiken, maar het kan ook heel prettig zijn om het tijdens het reguliere dierenartsenbezoek te doen. Dan zit er een vaste regelmaat in en weet je zeker dat het gebeurt.” Rijpert Duvivier benadrukt dat testen in de melk of urine nooit 100% betrouwbaar zijn. “Ongeveer acht van de tien gevallen haal je er wel uit, maar het blijft dus belangrijk om zelf scherp te blijven. Als de test negatief is, maar de koe ziet er niet goed uit, dan is dat misschien één van die andere twee van de tien. Wie volledige betrouwbaarheid wil, gaat voor bloedtesten, maar dat is wel duurder en omslachtiger.”
Evaluatie
De monitoring is de basis voor de evaluatie van het beleid. Rijpert Duvivier: “Stel jezelf de vraag: ben ik tevreden met de uitkomsten en waar laten we nog wat liggen? Aan de hand daarvan kun je het management steeds verder verbeteren en door ook dat weer te monitoren en te evalueren kun je veel vooruitgang boeken.”