"Koeien liegen niet"
Melkproductie
Melkveehouders kijken vaak het eerst naar de productie. Daarbij wil je liefst een vergelijking maken met eerdere jaren. Pariteit en het aantal dagen in lactatie zijn dan factoren om rekening mee te houden. Joost: “Als je altijd op hetzelfde moment meet, kun je goed vergelijken. Een afname of toename ten opzichte van eerdere jaren, kun je gebruiken om je management bij te sturen. Zo kun je bijvoorbeeld de productie meten op een vergerlijke productiedag in de periode van 4 tot 8 weken na afkalven. Hiermee kun je de kwaliteit van je transitiemanagement en transitierantsoen evalueren.”
Melkgehaltes
Het voerprogramma moet niet alleen worden beoordeeld op de hoeveelheid productie, maar ook op de kwaliteit hiervan.
- Vetgehalte “Als een rantsoen niet klopt, zie je dat vaak snel aan het vetgehalte van de melk. Dat daalt bij te weinig structuur of door selectie. Bij de verse koeien moet je ook letten op een hoog vetgehalte. Dit kan wijzen op een groot verlies aan conditie met risico op ketose.”
- Eiwitgehalte “Een laag eiwitgehalte kan wijzenop slecht opneembare eiwitten in het rantsoen. Het kan ook zijn dat de penswerking niet optimaal is. In ieder geval is een laag eiwitgehalte reden om met de voeradviseur en dierenarts te overleggen.”
- Ureum “Uit de eiwitten in het voer wordt ureum gevormd. Het ureumgehalte ligt liefst tussen de 15 en 30 procent. Een score onder de 15 vraagt om meer eiwit in het rantsoen. Een ureumgehalte hoger dan 30, duidt juist op een overschot aan eiwit of een tekort aan direct beschikbare suikers. Als je weet wat de standaardwaarde is voor je koppel, kun je hier goed op sturen.”
Conditiescore
De conditiescore (BCS) geeft weer hoeveel lichaamsvet een koe beschikbaar heeft die naar energie kan worden omgezet. De optimale conditiescore verschilt per lactatiestadium. Joost: "Rond het droogzetten en tijdens de droogstand is een score tussen 3 en 3.5 optimaal. Dieren met een hogere score lopen risico op slepende melkziekte en daarmee op een slechte opstart. Bij de opstart van de lactatie mag de conditie niet meer dan een punt zakken, waarna deze in de loop van de lactatie weer moet stijgen richting de 3 à 3.5 Deze waarden kunnen gebruikt worden als streefwaarden.”
- Far-off: “Voer tijdens de vroege droogstand een structuurrijk rantsoen op de norm, zodat de pens aan de gang blijft maar de koeien niet vervetten. Koeien gebruiken in deze fase namelijk minder energie. Zorg dat de BCS niet boven de 3,5 komt. Vette koeien krijgen eerder een vette lever, wat de kans op slepende melkziekte aanzienlijk verhoogt. ”
- Close-up: “In de laatste drie weken voor afkalven, groeit het kalf het hardst. Ook wordt de uier voorbereid op de start van de lactatie. Voer daarom in deze periode extra energie, zodat de koe niet aan conditie verliest. In de droogstand houd je de conditiescore het liefst stabiel; met een score van 3 erin betekent dus met een score van 3 er weer uit.”
- Start lactatie: “De start van de lactatie kost de koe veel energie, meer dan ze via het voer kan opnemen. Daardoor komt de koe in een negatieve energiebalans wat leidt tot een daling van de conditiescore. Beperk het verlies aan conditie zo veel mogelijk, zodat de BCS niet meer dan 1 punt zakt. Ook in deze fase moet daarom voldoende energierijk worden gevoerd.”
- Mid-lactatie: “Na 2 tot 4 maanden komt de koe uit de negatieve energiebalans en gaat de conditie weer toenemen.. Zorg dat de conditiescore niet boven de 3.5 komt.”
Herkauwgedrag en comfort
Dat koeien goed herkauwen, is belangrijk voor de zuurgraad in de pens en daarom ook voor de voeropname. “Bij het kauwen komt speeksel vrij met daarin een klein percentage natriumbicarbonaat. Deze stof heeft een bufferende werking en zorgt ervoor dat de pens niet verzuurt. Bij een te hoog suikergehalte of bij hoge temperaturen, is deze natuurlijke buffer niet meer genoeg en kan pensverzuring optreden. De voeropname gaat dan snel achteruit. Koeien met een goede pens-pH, herkauwen ongeveer 60% van de dag. Veehouders kunnen tijdig maatregelen nemen als ze dit herkauwgedrag in de gaten houden. Moderne sensoren kunnen daarbij een goed hulpmiddel zijn", vertelt Joost.
Comfort is ook belangrijk voor goed herkauwgedrag . “Koeien herkauwen het liefst liggend. Het is dus belangrijk dat ze makkelijk kunnen gaan liggen en staan en dat er genoeg ligboxen zijn. Meer koecomfort betekent bovendien minder stress. Voldoende ruimte aan het voerhek (75 cm/koe) en voldoende toegang tot drinkwater (10 cm waterbaklengte/koe en 2 of meer waterbakken) zorgen voor minder rangordeconflicten. Zorg voor voldoende ligboxen die goed zijn afgestemd op het formaat : 1,3 m breed en 1,8 m lang en met voldoende manoeuvreerruimte voor de kop: 75 cm. Beperk de verplaatsingen tussen groepen zoveel als mogelijk, en doe dit maximaal 1x per week om onrust en stress te beperken. Bij het afkalven is het belangrijk de koe in een rustige afkalfstal te plaatsen, liefst ruim op tijd en in een groep met de andere koeien die gaan afkalven.”
Klauwgezondheid
Wie last heeft van klauwproblemen op het bedrijf, wijt dit al snel aan de stalinrichting of de bezetting. Er is echter ook een duidelijke relatie met het rantsoen. Joost: “ Een belangrijke veroorzaker van klauwproblemen is een te dun vetkussentje tussen het klauwbeen en de zoolhoorn. Dit vetkussentje vangt de druk op van het klauwbeen op de lederhuid en werkt dus als een schokbreker. Als het kussentje te dun wordt, ontstaat drukletsel in de lederhuid. Dit kan verschillende klauwaandoeningen veroorzaken, zoals zoolzweren en witte lijn ontsteking."
Dat de kussentjes in de klauwen uit vet bestaan, is een belangrijk gegeven. “Een te dun kussentje ontstaat vaak bij de opstart van de lactatie”, legt Joost uit. “Bij de opstart van de lactatie is een grote hoeveelheid energie nodig. Hoogproductieve koeien komen hierdoor na afkalven altijd in een negatieve energiebalans, waardoor ze snel interen op hun vetreserves. Dat gaat ook ten kosten van de vetkussentjes in de klauwen, waardoor deze slinken. Ook de samenstelling van het vet in de kussentjes verandert. Hierdoor komt de functie als schokbreker in het gedrang. Wie veel last heeft van klauwproblemen op zijn bedrijf, doet er goed aan zijn transitiemanagement onder de loep te nemen. Hierbij is het belangrijkste dat de negatieve energiebalans rond afkalven beperkt blijft. Daarbij speelt een afgestemd rantsoen tijdens de vroege droogstand en rond afkalven een heel belangrijke rol.”
Mestsamenstelling
“Wie vaak in de stal komt, weet hoe de mest er uit hoort te zien”, stelt Joost. “Als er veranderingen optreden in de kleur of in de consistentie, is dat een teken dat het rantsoen niet volledig wordt opgenomen. Dat kan komen door selectie, maar kan ook wijzen op pensverzuring waardoor de voeropname wordt verstoord. Kijk daarom niet alleen naar de mest, maar ook naar de voergoot en wat daarin achterblijft. Ook kun je mestmonsters nemen van een groep van 6 tot 10 koeien en die uitspoelen in een zeef. Als er graankorrels achterblijven of grote structuurdelen, is het tijd voor aanpassingen."
Koeien liegen niet
Veehouders kunnen met de hierboven genoemde zaken een goed beeld krijgen van de voeropname en -benutting. Bij afwijkingen is overleg met de voeradviseur en dierenarts volgens Joost een goede stap. “Samen weet je meer dan alleen. En als je maatregelen neemt, moet je ook daarbij naar het effect kijken. Koeien liegen niet. Wie in de stal zijn ogen goed de kost geeft, kan flinke stappen zetten in zijn bedrijfsmanagement”, stelt Joost.