Hogere productie zonder rantsoenaanpassing
Sommige veehouders en dierenartsen denken dat een rantsoenberekening bijna de volledige melkproductie kan verklaren. Verschillende onderzoekers daarentegen, stellen dat het rantsoen maar 20% van de totale hoeveelheid melk bepaalt. In Spanje werd onderzoek gedaan naar de invloed van andere managementinvloeden bij meer dan 3.000 koeien op 50 melkveebedrijven die hetzelfde rantsoen kregen en een gelijksoortige genetica hebben (Bach et al., 2008). In deze proef varieerde de gemiddelde melkgift tussen de bedrijven van 20.6 tot 33.8 kg per koe per dag. Wat maakte het verschil als het niet het rantsoen of de genetica kon zijn?
Maatregelen
De onderzoekers bevelen naar aanleiding van het onderzoek drie maatregelen aan, die veehouders kunnen helpen om hun bedrijfsmanagement zonder rantsoenaanpassingen te verbeteren.
- Maatregel 1: jonger is beter
Hoe jonger de vaarzen bij afkalven, hoe hoger de melkproductie.
- Maatregel 2: meer dan genoeg voer bieden
Koeien uit het onderzoek produceerden meer melk wanneer er restvoer aan het voerhek lag en wanneer de veehouder meerdere keren per dag het voer aanschoof.
- Maatregel 3: vermijd overbezetting
Het aantal ligboxen per aanwezige koe had een sterk effect op de melkproductie. Overbezetting leidde duidelijk tot een lagere melkgift. Bovendien is aangetoond dat het een negatief effect heeft op klauwgezondheid, uiergezondheid en tussenkalftijd. Het houden van meer koeien kan dan wel leiden tot een reductie van de vaste kosten per koe, de behandelkosten per koe en per liter zullen bij overbezetting echter stijgen.
Monitoring
Wie aanpassingen doorvoert, doet er goed aan om te controleren of deze het gewenste effect hebben. Monitoring van resultaten kan bijvoorbeeld via interpretatie van een melkcontrole-uitslag. Controle via zo’n uitslag is wel beperkt: deze verschaft slechts de informatie van twee melkbeurten op vier tot zes weken. Interpretatie van de koe-attenties vergt ook enige voorzichtigheid. Zo bleek uit onderzoek van Milk@vice in samenwerking met Elanco, dat de gemeten waarden in melk en bloed niet 1-op-1 gelijk waren met de attentie ‘ketose’ op de MPR uitslag. Deze koe-attenties zijn alleen bruikbaar voor het inschatten van het probleem op bedrijfsniveau, maar niet om individuele dieren te behandelen. Overleg met de dierenarts welke maatregelen voor uw bedrijf interessant kunnen zijn en hoe deze kunnen worden gemonitord.