„Een misser in de teelt kunnen we niet gebruiken”
De 190 melkkoeien van Schenning krijgen een TMR-rantsoen dat voor 75 procent uit maïs bestaat. In 2013 zorgde een bladschimmelinfectie voor forse schade in een deel van het maïsareaal. Het aangetaste gewas stierf in anderhalve week volledig af en waaide deels om door regen en harde wind. In het droge product bleef volgens Schenning een zetmeelgehalte over van slechts 284 en een VEM-waarde van 865. „Daar hebben we van geleerd”, aldus de melkveehouder. Om de opbrengst van de maïs zeker te stellen koos Schenning preventief voor een bespuiting met het fungicide Retengo Plus.
Opbrengstverschillen in beeld
Om het opbrengsteffect van Retengo Plus vast te stellen, legde Schenning een proef aan met behandelde en onbehandelde banen. Door de lage ziektedruk, was er op het oog nauwelijks verschil te zien. Het behandelde gewas bleef iets langer groen en de afrijping verliep minder snel. Na de oogst en analyse van de proef, bleek echter duidelijk verschil in opbrengst. “Van de behandelde mais waren zowel het drogestofgehalte als het zetmeelgehalte en de VEM-waarde fors hoger”, vertelt Schenning. Bovendien was het NDF-gehalte iets lager door de betere celwandverteerbaarheid van het product. En dat vindt de veehouder belangrijk, want dat betekent een betere benutting van de voederwaarde.
Tekst: BASF Nederland, divisie agro