Slepende melkziekte vaak oorzaak klauwproblemen
Klauwkussentjes
Wie last heeft van klauwproblemen op het bedrijf, wijt dit al snel aan de stalinrichting of de bezetting. Sven: “Een vloer waarop koeien uitglijden of rangorde conflicten zijn inderdaad belangrijke factoren in het ontstaan van klauwproblemen. Toch kan het ook zijn dat de oorzaak dieper ligt. Een belangrijke veroorzaker van klauwproblemen is namelijk een te dun vetkussentje tussen het klauwbeen en de zoolhoorn. Dit vetkussentje vangt de druk op van het klauwbeen op de lederhuid en werkt dus als een schokabsorbeerder. Een te dun kussentje kan die functie niet meer goed vervullen waardoor er in de lederhuid drukletsels ontstaat”. Te dunne vetkussentjes in de klauwen worden in verband gebracht met verschillende klauwaandoeningen, zoals zoolzweren en witte lijn ontsteking.”
Klauwaandoeningen en slepende melkziekte
Dat de kussentjes in de klauwen uit vet bestaan, is een belangrijk gegeven. “Een te dun kussentje ontstaat vaak bij de opstart van de lactatie”, legt Sven uit. “Dit heeft alles te maken met de grote hoeveelheid energie die hiervoor nodig is. Hoogproductieve koeien komen hierdoor na afkalven altijd in een negatieve energiebalans. Bij een diepe negatieve energiebalans, kan de koe niet voldoende energie vrijmaken uit het voer, waardoor ze snel moet interen op haar eigen vetreserves. Hierbij wordt ook aanspraak gemaakt op de vetkussentjes in de klauwen, waardoor die dus slinken. Ook de samenstelling van het vet in de kussentjes verandert. Hierdoor komt de functie als schokabsorbeerder in het gedrang. Zo is er dus een duidelijk verband tussen NEB en klauwproblemen.”
Structurele oplossing
Sven: “Wie veel last heeft van klauwproblemen op zijn bedrijf, doet er goed aan zijn transitiemanagement onder de loep te nemen. Hierbij is het belangrijkste dat de negatieve energiebalans rond afkalven beperkt blijft, waardoor de vetkussentjes in tact blijven.” Daarvoor is het belangrijk dat de koe in de periode van droogstand tot afkalven een constante conditie heeft. De koe mag niet vermageren, maar ook zeker niet vervetten. Vette koeien hebben namelijk een verminderde leverwerking, waardoor het nog lastiger wordt om energie uit het voer te benutten. Een vette koe bouwt dus sneller een energietekort op. Toch moet ook vermagering worden voorkomen, vertelt Sven: “Een magere koe kan een energiedip minder goed opvangen. Vooral aan het begin van de droogstand is het daarom belangrijk te zorgen voor een goede pensvulling, zodat de pens blijft werken en de koe de hele droogstand goed blijft vreten. Hierbij is structuurrijk voeren belangrijk. Zo’n 3 weken voor afkalven kun je dan energierijker gaan voeren, om te voorkomen dat de koeien conditie verliezen. Hierbij is ook voldoende water heel belangrijk.”
Daarnaast is een essentiële factor tijdens de Vital 90 days, 60 dagen voor tot 30 dagen na afkalven, het koecomfort. Oncomfortabele, te kleine ligboxen of een overbezetting van de ligboxen leiden tot meer staan van de koeien. Doordat een koe meer staat, worden de klauwen ook meer belast. In combinatie met een verminderde schokabsorberende functie van de klauwkussentjes zal dit de kans op klauwproblemen verder doe toenemen.
Risicodieren ondersteunen
Bepaalde koeien lopen extra risico op het ontwikkelen van slepende melkziekte. Dat zijn bijvoorbeeld oudere koeien die al in hun derde lactatie zitten, koeien met een moeilijke geboorte zoals een tweelingdracht en dus ook vette koeien. “Om te voorkomen dat deze dieren een diepe negatieve energiebalans opbouwen en later klauwproblemen krijgen, kun je deze dieren een Kexxtone bolus toedienen. Deze bolus zorgt ervoor dat de pensbacteriën makkelijker glycogeen vrijmaken uit het voer, wat de lever omzet in glucose, de brandstof voor de koe.”
Maak een plan voor de transitiefase
Volgens Sven zijn klauwproblemen een goede aanleiding om met de dierenarts en voeradviseur om tafel te gaan. Sven: “De dierenarts heeft goed zicht op de mogelijke oorzaken van klauwproblemen. Als de stalinrichting hier geen directe aanleiding voor geeft, kan worden gekeken naar het transitiemanagement. De dierenarts kan helpen bij het herkennen van risicodieren en de voeradviseur heeft kennis over wat de koe tijdens de transitie nodig heeft. Zo haalt u alle kennis in huis om klauwproblemen tijdens de opstart te voorkomen.”