
44 rassen op de lijst, hoe kies ik de juiste?

Juiste vroegheid
Voor snijmais kennen we diverse vroegheidsgroepen, ieder met een eigen bandbreedte in FAO. Ultra vroeg (FAO < 200), zeer vroeg (FAO 200-215), vroeg (FAO 215-230), middenvroeg (FAO 225-240) en middenlaat (FAO > 240). Zorg dat u een maïsras kiest uit de juiste groep, zodat u tijdig kunt oogsten zonder structuurschade te veroorzaken aan de bodem.
Het optimale oogstmoment bepaalt mede de voederwaardekwaliteit van uw snijmais en daarmee uw voerkosten voor het komende jaar. Heeft u veel verschil in grondslag op uw bedrijf? Dan past een vroeger ras op de latere gronden vaak mooi in combinatie met een later ras op de vroege percelen. Uiteraard zijn 2 oogstmomenten bij hetzelfde ras dan ook een goede optie.
Meer organische stof
Met het oog op een goede bodemgezondheid is het verstandig om vroege maisrassen te telen. Een tijdige maisoogst geeft u de kans om een goede groenbemester te telen en extra organische stof op te bouwen. Hier profiteren uw gewassen van in de komende teeltjaren. Maak hierin een strategische keuze voor de langere termijn. Het inzaaien van een verplicht vanggewas is wezenlijk anders dan het telen van een goede groenbemester. Ook biedt een vroege maisoogst de mogelijkheid om onder vaak optimale omstandigheden gras of gras-klaver in te zaaien.
Gebruiksdoel
Een tweede keuzecriterium is het gebruiksdoel. Teelt u mais om aan uw melkvee of vleesvee te voeren of gaat u CCM of korrelmais produceren? Echte snijmais is een ander type plant dan een dubbeldoel- of korrelmaïsras. Het langer groen en smakelijk blijven in combinatie met een hogere celwandverteerbaarheid zijn duidelijke kenmerken van een snijmaïsras. Korrelmais is vooral gekweekt voor een hoge korrelopbrengst en daarmee een hoog zetmeelaandeel.
Zetmeel, celwandverteerbaarheid of allebei?
Zetmeel is een belangrijke energiebron voor rundvee, maar overdaad schaadt. Teveel (onbestendig) zetmeel geeft extra kans op pensverzuring. De energie die vrijkomt uit celwanden is veel veiliger voor de pensgezondheid. Helaas wordt de celwandverteerbaarheid niet meer weergegeven op de Aanbevelende Rassenlijst. Gelukkig onderzoekt Limagrain jaarlijks zeer veel maisrassen uit diverse segmenten en krijgt daarmee een perfect beeld van de voederwaardekwaliteit. De celwandverteerbaarheid (NDF-verteerbaarheid) van echte snijmaisrassen is maar liefst 14% hoger dan diverse korrelmaisrassen. Meer NDF vertering geeft een hogere VEM en daarmee meer melk en groei uit eigen ruwvoer.
Rantsoen
Het aandeel snijmais in het rantsoen is uiteindelijk bepalend voor de keuze voor meer zetmeel of een hogere celwandverteerbaarheid. Naar mate het maisaandeel toeneemt, neemt ook de zetmeeldekking in het rantsoen toe. En dan wordt NDF-verteerbaarheid een belangrijk item om voor te kiezen in de maisrassenkeuze.
Tekst: Mark de Beer, LG