Slepende melkziekte is geen melkziekte
Melkziekte
De overgang van droogstand naar lactatie bij de melkkoe gaat gepaard met een plotselinge stijging van de calciumbehoefte. Als de koe er niet in slaagt haar calciumspiegel op peil te houden, resulteert dit in een tekort aan calcium of hypocalcemie. Dit tekort leidt tot problemen in de werking van (spier)cellen die worden omgeschreven als melkziekte, ook wel kalfziekte genoemd.
Ziektebeeld
Omdat calcium nodig is voor de werking van spieren en zenuwen, kan een koe met kalfziekte niet of met moeite staan. Ze beeft, lijkt erg versuft en heeft meestal een lage temperatuur. De baarmoeder trekt onvoldoende samen wat het risico op het niet-afkomen van de nageboorte of zelfs een baarmoederprolaps verhoogt.
Wanneer het calciumpeil minder sterk gedaald is, kan de koe vaak wel staan. Toch zijn ook de subklinische gevallen schadelijk door een daling van de voeropname en de melkproductie en een verhoging van het risico op andere ziektes, zoals lebmaagverplaatsing en mastitis.
Melkziekte voorkomen
Melkziekte kan worden behandeld met een calciuminfuus. Als de koe kan slikken, wordt dit aangevuld met een calciumrijke drank. Maar het is natuurlijk beter de ziekte te voorkomen.
Het risico op kalfziekte wordt in belangrijke mate bepaald door het droogstandsrantsoen, meer specifiek door het calciumgehalte, het magnesiumgehalte, en de kation-anion balans (KAB).
• Tijdens de droogstand moet het rantsoen calciumarm zijn, zodat de mechanismen die de calciumspiegels op peil houden al voor het afkalven in gang worden gezet.
• Onmiddellijk na het afkalven moet wel meer calcium aan de voeding worden toegevoegd.
• Magnesium activeert vitamine D zodat meer calcium wordt opgenomen uit de darm. Daarnaast speelt magnesium een rol bij het vrijmaken van calcium uit de botten. Omdat ruwvoeder meestal arm is aan magnesium moet dit bij hoogproductieve dieren worden bijgevoerd, in de vorm van droogstandsmineralen.
• De KAB dient zo laag mogelijk te zijn, zeker de laatste drie weken van de droogstand. De KAB wordt berekend als de som van de positieve Na+ en K+ ionen en negatieve S2- en Cl-. Hoe meer Na+ en K+, hoe hoger de KAB. Vandaar dat graskuilen voor droogstandsrantsoenen zo weinig mogelijk Na+ en K+ moeten bevatten. Door toevoeging van anionische zouten aan het voer kan de KAB worden verlaagd. Wegens hun onsmakelijkheid moet er wel extra worden gelet op de voeropname.
Slepende melkziekte
Slepende melkziekte ontstaat eveneens rondom afkalven. De laatste weken voor afkalven daalt de voeropname maar neemt daarentegen de energiebehoefte van de koe toe om de groei van het kalf en de voorbereiding op de lactatie te ondersteunen.
Rondom de kalving hebben alle melkkoeien als gevolg hiervan een negatieve energiebalans. De dieren kunnen onvoldoende energie opnemen om in de behoefte te voorzien. Om toch extra energie aan te voeren breken ze hun lichaamsvet af, een proces waarbij ketonen worden gevormd. Het lichaam kan kleine hoeveelheden van deze ketonlichamen verwerken maar bij extreme energietekorten lukt dat niet meer. Te veel ketonlichamen remmen bovendien de eetlust, waardoor het energietekort verder toeneemt.
Ziektebeeld
De ketonen die vrijkomen in het bloed wanneer de koe de eigen vetreserves omzet in suiker, zijn toxisch en hebben een negatief effect op de gezondheid, de vruchtbaarheid en de melkproductie van de koe. De melkproductie daalt gemiddeld met 350 tot 500 liter tot gevolg en is er een verhoogde kans op gevolgziekten zoals lebmaagverplaatsing en cysten op de eierstokken en zichtbare slepende melkziekte, die in dit geval ook wel zichtbare ketose wordt genoemd.
Slepende melkziekte voorkomen
Bij zichtbare slepende melkziekte wordt glucose via een infuus toegediend of wordt er oraal propyleenglycol gegeven. Slepende melkziekte is echter vaak verborgen. Uit studies blijkt dat 30% tot 73% van het koppel aan verborgen ketose lijdt, met negatieve gevolgen op gezondheid, vruchtbaarheid en melkproductie.
Beter is het dus om de ziekte te voorkomen. Hierbij is met name het management tijdens de droogstandsperiode van belang:
• Stem het rantsoen af op de behoeften van de koe. Zorg aan het begin van de droogstand voor veel structuur en minder energie. Aan het einde van de droogstand is juist meer energie nodig om een negatieve energiebalans te voorkomen.
• Let er op dat het voer voldoende bereikbaar is aan het voerhek en zorg voor minstens 75 cm voerruimte per koe of 4 koeien op 5 voerplaatsen bij een klassiek vastzethek.
• Zorg voor maximaal koecomfort (ligboxen) en gezonde klauwen
• Zorg voor minstens twee waterpunten per groep, en kies hierbij voor sneldrinkers met een hoog debiet (20L/min) of open, te reinigen, waterbakken
• Zorg voor een constante conditie. Koeien mogen tijdens de droogstand niet vet worden of vermageren. Een vervette lever bemoeilijkt de glucoseproductie en werkt daarom slepende melkziekte in de hand.
• Zorg er voor dat de koeien voldoende beweging hebben.
Risicodieren
Bepaalde koeien hebben een verhoogd risico op op slepende melkziekte. Wilt u weten welke dieren dit zijn? Lees de reeks Riscodieren van Elanco: factor 1: te vette koe, factor 2: slechte start vorige lactatie, factor 3: oudere vaarzen, factor 4: tweelingdracht, factor 5: Oudere Koeien (3de lactatie of meer)
Tekst: Tom Vanholder, dierenarts bij Elanco Animal Health