Risicofactoren melkvee: Voorkom een slechte start
Vaak zie je dat de koeien die niet lekker waren opgestart, aan het begin van de vorige lactatie één of meerdere van volgende aandoeningen hadden: aan de nageboorte staan, baarmoederontsteking, uierontsteking, kreupelheid, melkziekte of ketose. Hierdoor produceren deze dieren minder melk en worden ze bovendien later drachtig.
Gevolgen
Minder productieve koeien en/of koeien die later drachtig worden gaan vervolgens vaak te vet de volgende droogstand in. Zo’n hoge conditie verhoogt dan weer de kans op slepende melkziekte in de volgende lactatie: te vette koeien zullen in de droogstand minder vreten waardoor het energietekort rondom afkalven nog verder toeneemt. Door onvoldoend energieopname worden de vetreserves verbrand. Daarbij ontstaan afbraakproducten waarvan ketonlichamen de belangrijksten zijn. Ketonlichamen veroorzaken ‘vergiftiging’ van de koe wat onder andere een negatieve invloed heeft op het afweersysteem van het dier. Wanneer er te veel ketonlichamen aanwezig zijn in het bloed dan spreken we van slepende melkziekte.
Wat is het precies
Slepende melkziekte is het gevolg van een overmatige afbraak van lichaamsvet ten gevolge van een te groot energietekort rondom afkalven. Door de negatieve effecten van de ketonlichamen vergoot slepende melkziekte rechtstreeks en onrechtstreeks het risico op andere aandoeningen zoals aan de nageboorte staan, baarmoederonsteking, lebmaagverplaatsing, klinische ketose en cysteuze eierstokken. Een koe die aan het begin van de vorige lactatie slepende melkziekte heeft gehad, al dan niet in combinatie met één van de andere aandoeningen, loopt aan het begin van de volgende lactatie ook weer een verhoogd risico om slepende melkziekte te ontwikkelen.
Advies
Een slechte start is vaak al tijdens de droogstand ontstaan. De transitieperiode is een belangrijke periode die, met het juiste management, veel problemen in de start van de lactatieperiode kan voorkomen. De dierenarts en de voervoorlichter kunnen de veehouder hierin ondersteunen. Het in kaart brengen van de problemen bij koeien tijdens de start en het verloop van de lactatie is een belangrijke taak voor de veehouder. Monitoring van ketonen (via melk, bloed of urine) kan hier goed bij helpen. Zo kun je de dieren aanwijzen die tijdens de droogstand extra aandacht verdienen. Koeien die problemen hebben gehad in de vorige lactatie kunnen in overleg met de dierenarts tijdens de droogstand preventief worden behandeld tegen ketose. Dit geeft deze hoogrisicodieren een goede kans op een gezonde start.
Dit is het tweede bericht in een inforeeks genaamd ‘Risicofactoren melkvee’. Ga hier naar bericht 1: Vette koeien lopen meer risico op slepende melkziekte, bericht 3: Risicofactoren melkvee: oudere vaarzen en bericht 4: Tweelingdracht
NLDRYKXT00023