Derogatie: ‘lust of last’
Om de effecten van de wijzigingen in beeld te brengen is er een voorbeeldberekening gemaakt van een zuidelijk bedrijf op zandgrond. Deze berekening toont aan dat de fosfaattoestand de voornaamste bepaler is van de hoeveelheid mest die geplaatst kan worden. Vooral bij zandgronden met een laag fosfaatgehalte is zichtbaar dat de nieuwe plaatsingsruimte van 230 kg N hier de beperkende factor is met 1,2 m³ drijfmest per hectare. Indien u gebruik maakt van de bedrijfsspecifieke excretie (BEX) is het, afhankelijk van uw rantsoen, mogelijk dat stikstof de beperkende factor is. Samengevat kan gesteld worden dat de nieuwe eisen met betrekking tot de derogatie op basis van forfaitaire normen voor de zandbedrijven bedrijven minimale gevolgen hebben.
Naast gevolgen voor de mestwetgeving heeft de aanpassing van de derogatie ook gevolgen voor de teelt van het ruwvoer. Bij een bedrijfsomvang van 50 hectare en 90 melkkoeien moet op jaarbasis € 5000 ruwvoer extra aangekocht worden door de aanpassing van het bouwplan. Totaal gaat men op jaarbasis € 3.500tot € 9.000 betalen voor voeraankoop en mestafzet.
Indien men zou stoppen met de derogatie zou dit bedrag teruglopen naar € 0 op jaarbasis op voorwaarde dat het teveel geproduceerde ruwvoer goed verkocht kan worden. Door te stoppen met de derogatie zal het echter moeilijk worden om te voldoen aan de nieuwe vergroeningseisen. Dit vanwege de eisen rondom het bedrijfsareaal blijvend grasland, de gewasdiversificatie en de ecologische aandachtsgebieden. Indien hier niet aan voldaan wordt zal de vergroeningspremie van het nieuwe GLB niet ontvangen worden, dit resulteert in een schadepost van €10.000 op jaarbasis. Waardoor het men er per jaar € 1.000 op achteruit gaat.
Maar wat gebeurt er als er 25% meer dieren gehouden gaan worden? Deze groei zal een extra kostenpost opleveren van € 29.000 met betrekking tot mestafvoer en ruwvoeraankoop. Indien het bedrijf ervoor kiest om de DS-productie per hectare te verhogen door te stoppen met de deelname aan derogatie kan dit een besparing op ruwvoerkosten en mestafvoerkosten opleveren van € 6.500 tot € 11.000 op jaarbasis afhankelijk van de fosfaattoestand. Echter ook nu zullen de vergroeningseisen effect hebben op de besparing maar door de schaalvergroting zal dit effect een stuk minder zijn op het financieel resultaat als voorheen.
De laatste post die bij het stoppen met de derogatie een grote invloed heeft op het bedrijfsresultaat zijn de voerkosten per kg melk. Doordat er meer maïs gevoerd zal gaan worden gaat de hoeveelheid eiwitrijke brok per koe omhoog. Om deze kosten af te dekken zal het bedrijf een voordeel moeten halen op het krachtvoerverbruik per 100 kg melk. Dit om de prijsstijging van het krachtvoer te corrigeren. Verder zullen door de aanpassingen in het bouwplan en het gevoerde rantsoen de BEX- en kringloopuitkomsten beïnvloed gaan worden. Hoe deze uitkomsten zich zullen ontwikkelen is sterk afhankelijk van het gevoerde management en de technische resultaten van het bedrijf.
Tot slot, veel factoren hebben invloed op de derogatie: de fosfaattoestand van uw gronden, de grondsoort en de bedrijfsomvang. Gezamenlijk met uw technische resultaten bepalen deze in hoeverre de derogatie voor uw bedrijf een lust of een last is.
Wilt u weten wat voor uw bedrijf de best te hanteren strategie is? Neem dan contact op met uw adviseur in de regio voor een advies op maat.
Voor meer informatie kunt u gerust contact met ons opnemen. Jeroen van den Hengel, Bedrijfskundig adviseur, 088 253 1018, jvdhengel@alfa.nl. Alfa heeft 27 vestigingen in Nederland www.alfa.nl
Tekst: Jeroen van den Hengel