‘Voorkom dat je bij onkruidbestrijding in maïs ook vanggewas doodspuit’
Maïstelers op zand- en lössgrond zijn verplicht om voor 1 oktober een vanggewas te zaaien. Dat kan door middel van onderzaai. Het vanggewas wordt dan – in het geval van gelijkzaai - tegelijk met de maïs gezaaid, of later in het seizoen wanneer de maïs op kniehoogte is en er al onkruidbestrijding heeft plaatsgevonden. Ook kan een maïsteler een vanggewas direct na de oogst van de maïs zaaien. Eventueel is het ook mogelijk om een wintergraan te zaaien na de oogst. Het graan dient het volgend seizoen wel als hoofdteelt te worden gebruikt.
Niet geschikt als veevoer
Het gebruik van het vanggewas moet onder andere passen bij de herbiciden die mogen worden toegepast. Barenburg deed in 2022 onderzoek naar 6 enkelvoudige rietzwenkrassen, de bouwstenen van het onderzaaimengsel Proterra Maize van de graskweker, om te kijken hoe deze reageren op een bespuiting van herbiciden in maïs. De geteste rietzwenkrassen zijn van het recreatietype en vooral geschikt voor gelijkzaai. Dit mengsel van rietzwenken groeit langzaam, heeft een harde waslaag en is niet geschikt als veevoer.
In de proef op zandgrond in Brabant werden vier verschillende bespuitingen met mixen van herbiciden met middelen als Laudis, Frontier Optima en Calaris toegepast. Goede onkruidbestrijding in maïs wordt lastiger omdat er beperkingen komen voor middelen, vertelt Van Rooij. „Een middel als Calaris mag niet ieder jaar worden toegepast.”
Lees verder onder de foto
De vraag is hoe je het wegvallen van middelen opvangt en toch een goede werking van de herbiciden houdt op de onkruiden en tegelijk de rietzwenk spaart. Gelijkzaai biedt volgens Van Rooij hiervoor mogelijkheden omdat je dan een betere vochtvoorziening hebt, dan wanneer je na de onkruidbestrijding in maïs pas een vanggewas zaait. „Het voordeel van rietzwenk is dat na het inzaaien snel wortels ontwikkeld. Het gewas is daardoor wanneer er enkele weken later een onkruidbestrijding plaats vindt beter bestand tegen de herbicide.”
Een grassoort als roodzwenk ontwikkelt minder snel wortels bij gelijkzaai en is daardoor gevoeliger voor een behandeling van herbiciden, zo bleek uit de proeven in Brabant.
Niet te veel volume
Een snelle wortelontwikkeling van rietzwenk is gunstig voor de hardheid van het gewas, maar de plant mag ook weer niet te veel bovengrondse volume maken, weet Van Rooij. „Wanneer rietzwenk bovengronds te snel groeit kan het gaan concurreren met de maïs. Je kunt niet zomaar een rietzwenk pakken. Een geschikt ras heeft een snelle wortelontwikkeling, heeft een harde waslaag, een rustige zomergroei en kan zich handhaven onder maïs. Valt de maïs open aan het einde van het seizoen of is deze geoogst, dan moet rietzwenk weer gaan groeien en met het wortelstelsel de achtergebleven voedingsstoffen in de grond op te vangen.”
„Kies voor een type vanggewas die bestand is tegen de onkruidbestrijding”, vertelt Niehof. „Maar daarnaast moet je ook kijken naar de onkruiddruk op jouw perceel”, vult Van Rooij hem aan. „Wanneer onkruid, zoals gladvingergras, een probleem is kun je het beste kiezen voor onderzaai nadat de onkruidbestrijding heeft plaatsgevonden. Gladvingergras moet namelijk vroeg bestreden worden op het moment dat een vanggewas als rietzwenk nog niet voldoende ontwikkeld is. Heb je last van kweek of raaigrassen, dan is het verleidelijk om deze te bestrijden met een grasmiddel. Maar dit kan ook nadelig zijn voor een vanggewas uit gelijkzaai. In zulke gevallen is het dan beter om later in het seizoen onderzaai toe te passen.”
Lees verder onder de foto
„De huidige bespuitingen van herbiciden pakt niet altijd goed uit voor elke rietzwenk”, weet ook Niehof. „We zagen grote verschillen tussen de zes rietzwenken. Door minimaal twee rassen in een mengsel te doen kunnen we beter garanderen dat de rietzwenk de bespuiting overleeft, maar wel teruggezet wordt. De rietzwenk mag gerust een tik meekrijgen van de bespuiting. Want het minder vlot doorgroeien is gewenst. Er moet daarnaast in korte tijd heel veel worden gespoten. De omstandigheden zijn in deze periode niet altijd even gunstig om een bespuiting uit te voeren. Er wordt soms onvoldoende tijd genomen om goed naar de ondergrondse ontwikkeling van het vanggewas te kijken en de mix van herbiciden daarop af te stemmen.”
Risico voor vanggewas
„Bij rietzwenk moet de contactmiddelen als Monsoon en Samson uit de mix worden gelaten”, vult Van Rooij Niehof aan. „Deze middelen vormen een risico voor de groei van het vanggewas, zeker wanneer het gras te weinig kans heeft gehad om zich te ontwikkelen door bijvoorbeeld droogte. Van Rooij adviseert boeren daarom om per situatie te bekijken wel mix aan herbiciden toegepast kunnen worden.
Om te beoordelen of het vanggewas voldoende is ontwikkeld om een bespuiting met een herbicide te doorstaan is het verstandig om een plantje uit te graven. „Zit er een goede beworteling onder, dan kan die wel wat hebben”, stelt Van Rooij. „Dat is beter dan alleen naar het bladstadium te kijken, maar de gemiddelde spuiter of teler graaft doorgaans niet in de grond.”
Nawerking herbiciden
Een nadeel van onderzaai na de onkruidbestrijding is dat de bodemherbiciden in de grond nog een tijdje nawerken. Dat kan de ontwikkeling van bijvoorbeeld een vanggewas als Italiaans raaigras nadelig beïnvloeden. „Het kan zijn dat hierdoor de ontwikkeling van het vanggewas mede door lagere beschikbaarheid van vocht en licht mislukt. Bovendien is de tijd dat het vanggewas dan nog gezaaid kan worden, vaak slechts 7 tot 10 dagen, voordat het gewas zich sluit kort.”
Aan de andere kant realiseert Van Rooij zich ook dat gelijkzaai van maïs en rietzwenk logistieke en praktische problemen kan opleveren, omdat niet elke loonwerker daarvoor de machines en technische capaciteit heeft. „Maar er zijn zeker ook loonwerkers die er succesvol in slagen om gelijkzaai goed toe te passen en onkruiden met de juist middelencombinatie goed te bestrijden zonder het vanggewas te beschadigen. Wat ook kan in percelen met een lage onkruiddruk is dat je eerst de rietzwenk zaait en pas later de maïs. Dan heb je wel twee bewerkingen, maar krijg het vanggewas in ieder geval wel de tijd om zich alvast te ontwikkelen. Het blijft een kwestie van maatwerk en een beetje geluk hebben.”
Tekst: Stefan Buning
Geboren en getogen op een melkveebedrijf in de Achterhoek. Sinds 1998 werkzaam als redacteur bij Agrio. Als chef Melkvee is hij samen met zijn team verantwoordelijk voor het kritisch volgen van alles wat er in en om de melkveehouderij in Nederland gebeurt.
Beeld: Susan Rexwinkel, Ellen Meinen, Ingrid Sweers