GES: ‘Gedwongen afvoer stuk lager dan tien jaar geleden’

Europese regelgeving dwingt de stichting Genetische Evaluatie Stieren (GES) te stoppen. Dat vertelde voorzitter Geart Benedictus op de jaarlijkse GES-persbijeenkomst. De organisatie heeft besloten dit jaar per 1 mei te stoppen, waarna CRV de fokwaardeschatting in eigen beheer zal uitvoeren (klik hier voor eerdere berichtgeving hierover).
Minder aandacht voor uiers
Gerben de Jong, hoofd van de Animal Evaluation Unit (AEU, het oude NRS) van CRV, vertelde dat er vanaf de indexdraai van april twee NVI’s zijn, een NVI-melkdoel en een NVI-dubbeldoel. De stamboeken CR Delta en VRV hebben recent een enquête uitgestuurd, waar goed op is gereageerd. „De conclusie was dat de aandacht voor gezondheid en levensduur zeker moet blijven, er moet meer aandacht voor vruchtbaarheid komen, evenals aandacht voor voerefficiëntie en klauwgezondheid. Dat mag ten koste gaan van de aandacht voor het exterieurkenmerk uiers en de geboortekenmerken.”
NVI-dubbeldoel
De Jong vertelde dat er vanuit GES verder overleg is geweest met de MRIJ-commissie van CRV, het Fleckviehstamboek en de Blaarkopvereniging. „De wens ten aanzien van de NVI voor dubbeldoel is meer aandacht voor omzet en aanwas, bespiering, lichaamsgewicht en de vleesindex.” De bestaande NVI-formule wordt voor dubbeldoel daardoor uitgebreid met de vleesindex: 0,35 x Inet + 0,09 x levensduur + 5,2 x uiergezondheid + 5,2 x vruchtbaarheid + 5,2 x uier + 6 x beenwerk + 2 x geboortekenmerkenindex + 5,2 x vleesindex.
NVI-melkdoel
De NVI-melkdoel wordt uitgebreid met het nieuwe kenmerk BVK, oftewel de besparing voerkosten voor onderhoud. BVK = voeropname – voer voor productie. „Dat wordt veroorzaakt door verschillen in lichaamsgewicht, vertering en activiteit”, aldus De Jong. „De eenheid is euro per lactatie, dus je kunt het kenmerk rechtstreeks bij de Inet optellen.” In de nieuwe formule valt verder een zwaardere weging van productie op, evenals een lichtere weging van uiers: 0,40 x Inet + 0,08 x levensduur + 4,7 x uiergezondheid + 6,3 x vruchtbaarheid + 1,8 x uiers + 3,6 x beenwerk + 1,8 x geboortekenmerkenindex + 2,7 x klauwgezondheid + 0,23 x BVK.
Productie-index niet aangepast
De rekenmeester had ook gekeken welke veranderingen de nieuwe index teweeg brachten bij de top 100 van stieren. „Het blijkt dat door de veranderingen de koeien nog steeds groter worden, maar dat die ontwikkeling wel minder snel gaat. Om ze niet meer groter te laten worden, heeft tijd nodig.” Ook gaf hij aan dat de productie-index nog niet is aangepast op het fosfaatrechtenstelsel, waarin meer aandacht voor de gehalten op zijn plaats lijkt. „Daarvoor was het te kort dag. De eerste gesprekken over de nieuwe index dateren al van enkele jaren geleden.”
Koegegevens in referentiepopulatie
De referentiepopulatie behorend bij de genomicstechniek telde tot dusver 35.000 stieren en wordt nu uitgebreid met 100.000 koeien. „De doelstelling is om daarmee de betrouwbaarheid te verhogen”, aldus De Jong. De verwachting is dat er voortaan jaarlijks 40.000 à 50.000 dieren bijkomen. „Als er nu een kalf getypeerd wordt, komen er over twee jaar melkproductiegegevens beschikbaar.” Deze dieren worden in principe gedurende vijf lactaties gevolgd. De Jong gaf aan dat het aantal geteste stieren afneemt, waardoor meer informatie uit de koepopulatie nodig is. „Van kenmerken als klauwgezondheid en voeropname zijn via Interbull verder geen gegevens bekend, daarom is het toevoegen van koeien ook van belang.”
Stabielere fokwaarde levensduur
Mathijs van Pelt, eveneens van de AEU, lichtte de aanpassingen van de fokwaarde levensduur toe. Hij verrichtte promotieonderzoek naar het onderwerp en de belangrijkste aanleiding was dat de fokwaarde niet stabiel genoeg was. „Het probleem is dat de selectie vroeg in het leven plaatsvindt en het fenotype pas aan het eind tot uiting komt.” Van Pelt ontdekte dat vaarzen om andere redenen worden afgevoerd dan oudere koeien, dat het kenmerk over de jaren heen niet hetzelfde is, dat hoe jonger een dier kalft, hoe langer het meegaat en hoe hoger de productie als vaars, hoe ouder ze wordt.
‘Gros verandert minder dan 300 dagen’
De belangrijkste voorspellers om de betrouwbaarheid van de fokwaarde levensduur te verhogen, zijn subklinische mastitis, klauwgezondheid en beengebruik. „De overschatting van de eerste fokwaarde van een stier wordt kleiner”, zei Van Pelt over de doorgevoerde aanpassingen. Verder zal er een eenmalige ‘reranking’ van de stieren plaatsvinden, waarna de fokwaarde volgens Van Pelt daadwerkelijk stabieler zal zijn. „Het gros van de stieren verandert minder dan 300 dagen.”
‘Kwaliteit afgevoerde koe beter’
Van Pelt sloot af met een vraag. ‘Sinds 2006 is de gemiddelde leeftijd stabiel, terwijl de genetische trend positief is, hoe kan dat?’ „De vervanging ligt al jaren rond de 30 procent en voor iedere nieuwe vaars die ingestoken wordt, moet een andere, oudere koe weg”, verklaarde hij. „De levensduur neemt niet toe, omdat boeren vaarzen de koppel in duwen en oude koeien opgeruimd worden”, voegde De Jong toe. „Maar de kwaliteit van de afgevoerde koeien is beter dan tien jaar geleden, de gedwongen afvoer is een stuk lager.”
Tekst: Anne Hiemstra