‘Maïsteelt heeft nog steeds toekomst’
De teelt van snijmaïs ligt onder een vergrootglas. Ondanks de hoge opbrengsten en daarmee positieve effecten op de CO2-foodprint, maar ook voertechnisch ook gunstige effecten op de methaanuitstoot, heeft de teelt van maïs ook een schaduwzijde. „Wanneer grasland, vooral oud grasland, wordt gescheurd voor maïsland, komt er veel koolstof vrij bij de afbraak van organische stof, die vervolgens als kooldioxide (CO2) in de lucht verdwijnt. Daarnaast ontstaat er ook lachgas (N2O) door het vrijkomen van stikstof uit het organische stof uit de bodem”, legt WUR-onderzoeker Teun Vellinga uit. „Lachgas is maar liefst 298 keer zo sterk als kooldioxide. Dat moet zoveel mogelijk voorkomen worden.
Continuteelt geen optie
Milieutechnisch zou het daarom verstandiger zijn om maïs in continuteelt te telen. Dat is volgens de onderzoekers echter ook geen optie. Nick van Eekeren van het Louis Bolk Instituut wijst op de effecten van continuteelt van snijmaïs op de bodemkwaliteit. „Naast de daling van het organische stof staat ook de bodemstructuur, het bodemleven, de waterhuishouding en de bodemchemie (stikstof leverend vermogen) onder druk.”
60/20/20-methode
Toch zijn de onderzoekers er van overtuigd dat snijmaïs nog steeds perspectief heeft, mits blijvend grasland zoveel mogelijk intact wordt gelaten. Daarom adviseren ze de zogenoemde 60/20/20-methode. „Bij de huidige 80/20-regeling binnen de derogatie zou je het beste 60 procent blijvend grasland kunnen houden en de overige 40 procent rouleren in een systeem met driejarig gras, rode en witte klaver met drie jaar maïs. Tijdelijk grasland heeft nog niet die voorraden organische stof opgebouwd als bij blijvend grasland en zodoende minder uitstoot van broeikasgassen en nitraatuitspoeling. Tegelijk zorg het er wel voor dat de bodemkwaliteit zoveel mogelijk op peil blijft”, aldus Van Eekeren.
Evenwicht gras en maïs
Vellinga geeft aan dat er niet alleen blind gestaard moet worden op de effecten van het klimaat. „Maïs is een product wat goed past in melkveerantsoenen, zolang er ook voldoende gras tegenover staat. Wanneer je naar hoge aandelen maïs in het rantsoen streeft, dan moet er flink wat eiwit aangekocht worden, wat weer ongunstig is. Juist de combinatie van gras en maïs zorgt voor een bepaald evenwicht. Hoog aandeel gras in het rantsoen leidt vaak ook weer tot onnodig verspillen van eiwit. Dat is ook niet duurzaam. Daar komt bij dat, vooral op hoge zandgronden, maïs telen het hoogste rendement geeft. Daar haalt men al snel 6 tot 7 ton meer drogestof van een hectare dan van grasland.”
Een uitgebreid artikel over de teelt van snijmaïs in het licht van de klimaatdiscussie, is te lezen in de februari-editie van vakblad Melkvee.