'Beter een kleine degelijke organisatie dan een grote die dat niet is'
In nieuwsuur ontlokte Twan Huys u de uitspraak dat LTO frauderende leden zal royeren. Hoe kijkt u daar op terug?
Daar sta ik nog volledig achter. Het was geen ‘slip of the tongue’. Intern spreken we hier al een half jaar over. Bij mijn sollicitatiegesprek werd me al gevraagd: ‘Wat doe je met leden die fraude plegen?’ Nou, die moet je royeren. En dan bedoel ik niet de kleine fraude. Dus niet over die 2.100 melkveehouders, waar nu blijkbaar iets mis is gegaan met de I&R-registratie. Daar is het ministerie buitenproportioneel opgetreden, en veel bedrijven zijn onterecht geblokkeerd. Nee, bij fraude gaat het over mensen die willens en wetens de regels aan hun laars lappen. Als belangenbehartigingsorganisatie ben je totaal ongeloofwaardig als je fraude gedoogt. Kijk naar Bouwend Nederland – die hebben nu nog steeds last van de bouwfraude van twintig jaar geleden.”
Maar is dat nu zo’n straf voor een frauderende boer? Dat hij geen lid meer mag zijn van LTO?
„Nee, dat is helemaal geen straf, zolang dit verder niets uitmaakt. Maar we pakken dit niet alleen aan. Dat is onzinnig. We zijn nu in overleg met agrobedrijven – met Cosun, FrieslandCampina, Avebe, enzovoorts – en met financiers, hoe we dit gaan aanpakken. Want die bedrijven zitten met precies hetzelfde probleem. Frans Keurentjens (de voorzitter van FrieslandCampina ) kan zich ook niet veroorloven dat een of andere sukkel rotzooi in zijn melk doet. Als hij dat niet voorkomt, dondert zijn afzet in elkaar. Het gaat hier om vertrouwen in de agro-productie. Of dat nu boompjes zijn, melk, suiker, of kippen – het maakt niet uit. ”
Je hebt kans dat je een paar honderd, misschien een paar duizend, leden moet royeren.
„Dat kan wel, maar de cijfers vind ik niet interessant. Het gaat erom dat je schoon bent. Je kunt beter een kleine, degelijke organisatie zijn dan een grote die dat niet is.”
Hoe groot is LTO eigenlijk? Hoeveel boeren vertegenwoordigen jullie nog?
„Dat is 72 procent. Hoeveel dat per sector is, weet ik niet – voor de melkveehouderij zal het wat meer zijn, voor de varkenshouderij iets minder. Maar het is net zoveel als in 1990. Dat verbaasde mij. Ik had thuis nog dossiers van die tijd, toen ik voorzitter was van de Groninger Maatschappij van Landbouw, en daarin vond ik een artikel van het toenmalig Landbouwblad. Daarin stond dat de organisatiegraad toen rond de 70 procent was. Toen hebben we gekeken hoe dat nu is – hetzelfde dus, 72 procent. Het verbaasde me wel, want de organisatiegraad binnen Nederland neemt af. Voetbalclubs, verenigingen, hebben steeds minder leden. Ja, we hebben nu minder leden, maar er zijn ook minder boeren in Nederland. En 72 procent is best goed in branche-organisatieland. MKB-Nederland haalt dat bijvoorbeeld niet; ik denk dat die op de 40 of 50 procent zitten.”
Brengt de huidige commotie over fraude die derogatie niet in gevaar?
Het helpt niet in de onderhandelingen, maar volgens onze informatie in Brussel valt dat wel mee. Er is wel een ander gevaar. Nederland is altijd het beste jongetje van de klas, en weet altijd hoe het moet. Dat kan tegen je werken - kijk naar de pulsvisserij. Na het opheffen van de melkquotering zijn maar twee landen meer gaan melken; Nederland en Ierland. Wij zijn daardoor niet erg geliefd onder de Duitse en Franse melkveehouders. De derogatie wordt in het Nitraatcomité bepaald. En daarin zitten vertegenwoordigers van de lidstaten. Daar kunnen ook andere argumenten meespelen dan enkel de ratio.
Lees het volledige interview met Marc Calon in de Vee & Gewas, Veldpost of Stal & Akker die op zaterdag 17 februari in de bus valt.