Topmaïsteler Philipsen: 43 procent drogestof maar niet bang voor broei
In totaal verbouwde Philipsen 49 hectare maïs op verschillende percelen. Hij heeft twee kuilen gemaakt, waarbij het gewas van elk perceel laagsgewijs over de twee kuilen is verdeeld. De ‘grote’ kuil bevat 1016 VEM met maar liefst 426 gram zetmeel. De ‘kleine’ kuil komt op 1012 VEM met 396 gram zetmeel.
Opvallend zijn ook de hoge drogestofgehaltes van respectievelijk 43 en 41 procent. Philpsen vindt dit beslist niet erg. „Het is goed te verklaren door de hoge zetmeelopbrengst. Het gewenste drogestofpercentage is helemaal afhankelijk van de verhouding plant en kolf. Ik stoor mij er dan ook aan dat mensen zeggen dat het aandeel drogestof te hoog is. Ook hoef ik echt niet bang te zijn voor broei. De plant had nog deels groen blad tijdens het oogsten en er is tot aan het eind toe nog sapstroom geweest.”
‘Opbrengst boven 50 ton’
Niet alleen de voederwaarde is hoog, ook de maïsopbrengst was goed. Omgerekend naar de berekende waarde waar de BEX op wordt bepaald, ligt de opbrengst op 40 ton product per hectare. Philipsen zelf verwacht dat de werkelijke opbrengst wel veel hoger lag. „De loonwerker heeft alles gewogen. De eerste indruk was dat de opbrengst boven de 50 ton per hectare uit zou komen. De exacte cijfers heb ik nog niet binnen. Maar daar heb ik meer vertrouwen in dan wat het laboratorium heeft berekend.”