Overheid laat antwoord btw-teruggave jongveeopfok over aan rechter

In een eerder rechtszaak, aangespannen door ABAB Accountants en Adviseurs, werd nog gesteld dat de btw over de jongveeopfokkosten wel teruggevorderd mag worden. In hoger beroep oordeelde het gerechtshof het tegenovergestelde.
In een nota van de overheid, met betrekking tot de wetswijziging afschaffing landbouwregeling, blijkt dat de overheid het antwoord in deze zaak aan de rechter wil overlaten. ABAB suggereerde in eerste instantie nog dat de politiek met een goede overgangsvoorziening mag komen, nu ze zelf de landbouwregeling afschaft. De overheid geeft echter aan nog niet in te gaan op het voorstel om de overgangsregeling hierop aan te passen.
ABAB is van mening dat het wel degelijk mogelijk moet zijn om een ‘herziening omzetbelasting’ toe te passen. Het bedrijf gaat daarom in cassatie over deze uitspraak. ABAB heeft in deze de brede steun van accountantsorganisaties binnen de Vereniging van Accountants- en Belastingadviesbureaus (VLB).
Uitleg
De zaak heeft betrekking op veehouders die overschakelen van de landbouwregeling naar de btw-regeling. De casus is niet eenvoudig. In de btw-regeling kunnen melkveehouders de kosten voor opfok van het jongvee helemaal terugvorderen. De achterliggende gedachte is dat een dier in de toekomst als bedrijfsmiddel een bijdrage gaat leveren aan de omzet. Deze bijdrage aan de omzet wordt geleverd vanaf het moment dat een vaars voor de eerste keer kalft. Kosten voor de jongveeopfok worden niet direct vertaald in omzet, maar dragen uiteindelijk wel bij aan de belaste omzet. De omzetbelasting in de kosten mogen dus in dat geval worden afgetrokken.
Veehouders die met de landbouwregeling meedoen, kunnen geen btw terugvorderen. Wanneer deze veehouders alsnog besluiten, of van overheidswege straks gedwongen worden om over te gaan naar de btw-regeling, mogen zij alleen btw terugvorderen over de opfokkosten van dieren die na het overgangstijdstip naar de BTW-regeling zijn gemaakt. Volgens Bert van den Kerkhof van ABAB geeft de rechter daarmee eigenlijk aan dat het opfokken van jongvee bij een ondernemer in de landbouwregeling niet vergelijkbaar is met het opfokken van jongvee bij een btw-ondernemer. „Je hoeft niet eens ooit een koe te hebben gezien, om te onderkennen dat dit exact hetzelfde is.”
Vertrouwen
ABAB legt zich niet bij de uitspraak neer. „Deze uitspraak levert een schadepost op van enkele duizenden euro’s per bedrijf. Dat geldt voor alle melkveehouders, maar ook voor zeugenhouders, die per 1 januari 2018 verplicht moeten deelnemen aan de btw-regeling”, aldus Van den Kerkhof. Daarom gaat ABAB in cassatie tegen deze uitspraak. De specialist heeft er vertrouwen in dat het hoogste rechtscollege hierover een positief oordeel zal vellen.