Bioboeren en grote groeiers zijn geen knelgeval
Deze kleine stijging geeft de regering weinig ruimte om bedrijven als knelgeval te erkennen, maar de commissie heeft niet enkel naar de belangen gekeken van die bedrijven die menen knelgeval te zijn, maar ook naar die bedrijven die de rekening zouden moetn betalen als de knelgevallen worden geholpen.
De fosfaatrechtenwet bevatte al een artikel voor bedrijven die op de peildatum door buitengewone omstandigheden waren geraakt. Als een bedrijf vanwege bouwwerkzaamheden, diergezondheidsproblemen, ziekte of overlijden, of vernieling van melkveestallen, minstens vijf procent minder melkvee had dan normaal, wordt hij daarvoor volledig gecompenseerd bij de toekenning van de rechten. De commissie is nagegaan of andere melkveehouders ook in aanmerking zouden komen voor een knelgevallenregeling. Op grond van aangedragen casussen hebben ze uitspraak gedaan over verschillende categorieën.
Nieuw opgestarte bedrijven
Dit gaat over en beperkte groep bedrijven die voor 2 juli 2015 is gestart en op de peildatum nog niet volledig oprationeel was. Zij worden door de fosfaatrechten met hoge en onvoorziene extra kosten geconfronteerd om hun bedrijf voort te kunen zetten. Het gaat daarbij nadrukkelijk niet om voortzetting of doorstart van een bestaand bedrijf, stelt de commissie.
Deze groep wordt gecompenseerd voor de helft van het verschil tussen de bezetting van de stal en de capaciteit daarvan op de peildatum. Om bedrijven die een doorstart hebben gemaakt onder een nieuwe rechtsvorm uit te sluiten heeft de commissie een reeks strikte eisen gesteld waaraan deze nieuwe bedrijven moeten voldoen.
Realisatie natuurgebied of aanleg van publieke infrastructuur
Een aantal bedrijven had met de overheid afspraken gemaakt over bijvoorbeeld een bedrijfsverplaatsing in verband met natuurontwikkeling of infrastructurele projecten, en hadden daardoor op de peildatum geen volledige veebezetting of waren tijdelijk niet-grondgebonden. Als het bedrijf dit kan aantonen, moet het hiervoor volledig gecompenseerd worden.
Bedrijven die in uitbreiding hebben geïnvesteerd
De commissie vindt niet dat bedrijven die hebben geïnvesteerd in staluitbreiding hiervoor gecompenseerd moeten worden. Bijna alle bedrijven hebben dat tenslotte gedaan vanwege het wegvallen van het quotum. Als deze allemaal moeten worden gecompenseerd, naast de grondgebonden bedrijven, komt de generieke korting voor een disproportioneel deel te liggen op die niet-grondgebonden bedrijven die niet zijn gegroeid.
Bovendien behoren investeringen tot de gangbare praktijke en maken ze dus deel uit van het bedrijfsrisico. Bij bedrijven waarvan de continuïteit in gevaar komt door de fosfaatrechten, zijn die rechten zelden de enige, of meest belangrijke, oorzaak.
De commissie heeft ook gekeken naar de omvang van de investeringen ten opzichte van het balansvermogen. Maar dat zou betekenen dat enkel de grootste groeiers, die welbewust het risico hebben genomen, in aanmerking zouden komen voor compensatie, en de rekening daarvoor zou komen te liggen bij bedrijven die een langzamer, minder risicovol groeipad hadden gekozen.
Deze categorie komt dus niet in aanmerking voor de knelgevallenregeling.
Biologische melkveehouderij
Biologische melkveehouders onderscheiden zich volgens de commissie in het perspectief van de Nitraatrichtlijn niet van grondgebonden gangbare melkveehouders. Beide types bedrijven dragen weliswaar niet bij aan het fosfaatoverschot, maar wel aan de fosfaatproductie. En het fosfaatplafond is een absoluut plafond, waarvoor elke kilo, biologisch of niet, telt.
Biologische productie kan maatschappelijk wenselijk zijn, oordeelt de commissie, maar de knelgevallenregeling komt tegemoet aan veehouders die disproportioneel worden getroffen, niet aan die ondernemers die maatschappelijk wenselijk ondernemen.
Zeldzame runderrassen
Voor de houders van zeldzame runderrassen geldt hetzelfde. Zij worden economisch gezien niet buitensporig getroffen, vindt de commissie. Zeker niet omdat ondernemers die op de peildatum zeldzame runderrassen hielden, daarvoor fosfaatrechten krijgen toegekend. Daarmee kunnen ze in 2018 probleemloos runderen van deze rassen blijven houden. Dat ondernemers om bedrijfseconomische redenen besluiten om die runderen af te stoten maakt hen in de ogen van de commissie nog geen knelgevallen.
Bedrijven in omschakeling naar biologische landbouw
Een melkveehouder moet eerst twee jaar gedeeltelijk biologisch produceren, voordat hij zijn producten als biologisch in de markt mag zetten. Een aantal bedrijven zaten in die omschakelfase.
Maar dat is op zich niet voldoende om als knelgeval te worden aangemerkt. Want ook zij krijgen fosfaatrechten, gebaseerd op het aantal koeien dat ze hadden op de peildatum, en dat zou voldoende moeten zijn om het bedrijf in die omvan voort te zetten.
Een aantal bedrijven hebben de omschakeling echter gecombineerd met groei van het bedrijf, en kunnen wel geconfronteerd worden met hoge kosten om de groei van de fosfaatproductie van het bedrijf op te vangen. Maar daarin onderscheiden die bedrijven zich niet van gangbare bedrijven die ook na 2 juli 2015 zijn gegroeid, vindt de commissie, en zij komen net zo min in aanmerking voor extra fosfaatrechten.