PAS strijdig met Habitatrichtlijn?
Agrarische bedrijven in de buurt van natuurgebieden die hun vergunning willen vernieuwen of uitbreiden, krijgen voorlopig nul op het rekest. LTO hoopt dat deze situatie niet te lang duurt.
Er worden nu geen ontwerpbesluiten en ontwerp vvgb's (verklaring van geen bedenkingen) met een toename van stikstofdepositie en toekenning van ontwikkelingsruimte op grond van de Wet natuurbescherming, onderdeel Natura 2000, meer afgegeven. Dat besluit namen de PAS-partijen (ministeries EZ, I&M, Defensie en provincies) gezamenlijk.
Haaks daarop staat dat de RvS eind mei 2017 juist oordeelde dat er inzake de PAS geen voorlopige voorziening getroffen hoeven te worden. De vergunningverlening kan - wat RvS betreft - dus gewoon doorgaan.
PAS-instrumentarium
Dat de afgifte van ontwerpbesluiten en ontwerp vvgb’s stagneert heeft ook te maken met de komende actualisatie in het kader van de PAS. Deze actualisatie heeft betrekking op een verbetering van het PAS-instrumentarium met het onder andere mogelijk maken van een landsdekkende uniforme toetsing van leefgebieden in AERIUS (het rekeninstrument in het kader van de PAS). Op 15 juni zal hierover nadere besluitvorming plaatsvinden.
Twee soorten uitspraken
De bezwaarmakers, die aangeven dat de PAS juridisch niet waterdicht is, ageren op twee uitspraken. De eerste gaat over veehouderijen waarvoor op basis van de PAS natuurvergunningen zijn verleend. De andere uitspraak gaat over het weiden van vee en het bemesten van gronden, waarvoor vanwege het PAS niet langer een natuurvergunning nodig is. De Afdeling bestuursrechtspraak van de RvS wil nu van het Europese Hof van Justitie uitleg of de gewraakte activiteiten op basis van de Europese Habitatrichtlijn zonder vergunning mogen worden toegestaan.
Kritische datum
De PAS heeft een looptijd van zes jaar (2015 – 2021). Daarin is een buffer ingebouwd door een deel van de uit te geven 'stikstofruimte' te reserveren voor de eerste helft van die zes jaar, en een deel voor de tweede helft daarvan. De buffer zorgt er naar verwachting voor dat activiteiten die tot 1 juli 2018 toestemming krijgen op grond van de PAS, geen onomkeerbare gevolgen voor de natuur zullen hebben. Na 1 juli 2018, wanneer de tweede helft van de buffer zal moeten worden aangesproken, zal de situatie als dat nodig is opnieuw worden bekeken.
Antwoord voor 1 Juli 2018
Vandaar dat de Afdeling bestuursrechtspraak het Hof van Justitie met klem heeft verzocht de prejudiciële vragen vóór 1 juli 2018 te beantwoorden. Het Hof van Justitie beoordeelde nog nooit eerder een programma als de PAS. De bestaande jurisprudentie gaat vooral over individuele projecten of plannen, niet over programma’s die betrekking hebben op een groot aantal (nog onbekende) projecten. De uitkomst is dus allerminst zeker. Het is aan de minister en staatssecretaris van EZ en de minister van IM of zij in de tussentijd, in afwachting van de antwoorden van het Hof van Justitie, al beginnen met een nadere onderbouwing van de PAS. Dit is geen eenvoudige opgave. Dat kan zelfs leiden tot een bijstelling van de depositie- en ontwikkelingsruimte.
PAS op de plaats
Steven van Westreenen heeft zich gespecialiseerd in deze materie en vraagt zich af wat hier allemaal achter zit. “Terwijl de RvS vorige week oordeelde dat er inzake de PAS geen voorlopige voorziening getroffen hoeft te worden, lijkt het of er onder het mom van een ‘actualisatie van het instrumentarium’ van de PAS, via de achterdeur toch een (voorlopige) stop op de vergunningverlening komt.”
Hij vraagt zich af of ‘de PAS-partijen nog wel vertrouwen hebben in hun eigen PAS’. „Op dit moment zullen we even kortstondig een “PAS” op de plaats moeten maken. Na 15 juni 2017 hopen we meer duidelijkheid te krijgen. Dan komen we wellicht ook meer te weten over de mogelijke samenhang tussen de genoemde uitspraak van de Raad van State en de aanstaande actualisatie van het PAS-instrumentarium.”