'Geen ras met FAO boven 235'
Topmaïsteler Lambert Philipsen stemt zijn rassenkeuze af op het vroeg kunnen oogsten ook vroeg kunnen zaaien van het vanggewas. Ondanks dat in Zuid-Nederland over het algemeen wat later rijpe maïsrassen worden gezaaid, wil Philipsen daarom geen ras met een FAO boven de 235.
Naast de vroegrijpheid, stemt Philipsen de keuze van de maïsrassen vooral af op het aandeel maïs in het rantsoen. Met 60 tot 70 procent maïs (snijmaïs + MKS) vindt hij de celwandverteerbaarheid van de maïs erg belangrijk. „De hoeveelheid zetmeel per kilo drogestof is met voor mij niet snel een probleem. Daarvoor is het aandeel maïs ruim voldoende. Wel is de verteerbaarheid van de maïsstengel minder dan dat van gras. Om het voer toch optimaal te benutten bij deze hoeveelheid mais, is de verteerbaarheid belangrijk”, aldus de melkveehouder uit het Limburgse Sevenum.