Debat over verplichte weidegang eindigt in totale verwarring
De Kamerleden Henk van Gerven (SP), Fatma Koser Kaya (D66) en Rik Grashoff (GroenLinks) bevonden zich op een voor hen ongewone plaats; naast staatssecretaris Van Dam, in plaats van tegenover hem. Het was de tweede termijn van het debat over verplichte weidegang, dat vorige week was gestart naar aanleiding van de initiatiefnota die het trio had geschreven.
Waar vorige week de (rest van de) Tweede Kamer vragen had gesteld, mochten de schrijvers van de initiatiefnota die deze termijn beantwoorden. De staatssecretaris zat er bij, vertelde hij, in een adviserende rol, niet om regeringsbeleid te verdedigen.
Het advies van Van Dam was duidelijk; een verplichting zoals omschreven in de nota werkt niet. De nota noemde wel allerlei voordelen van weidegang voor dierenwelzijn, milieu, en nog veel meer, maar dat werkt enkel bij boeren die gemotiveerd zijn om hun vee te laten weiden. Een verplichting zal leiden die hun koeien de stal uitzetten omdat het moet, maar geen moeite doen om meer te bereiken dan dat. Bovendien zou bij een verplichting de overheid dat moeten controleren. Nu controleren private partijen de weidegang bij de boer, maar die controle werkt niet bij een wettelijke verplichting. En die controle kost geld - veel geld. "Het kost al twee miljoen euro als melkveehouders eens in de tien jaar een controleur op bezoek krijgen", hield Van Dam de initiatiefnemers voor. Bij intensieve controle lopen de kosten navenant op, en de nota hield geen rekening met die kosten. Bovendien ontbrak in de initiatiefnota een duidelijke definitie van wat 'in de wei' precies inhoudt en waarop dus moet worden gecontroleerd.
De staatssecretaris vindt weidegang ook belangrijk, stelde hij, maar dacht dat de doelstelling beter bereikt kan worden door boeren daarvoor te motiveren. Daarom heeft de regering nog steeds de doelstelling om 80 procent weidegang te realiseren in 2020.
Motie
En toen begon de verwarring. Want nu was de Kamer weer aan de beurt, en Kamerleden Bashir en Belhay (die de plaatsen van resp. Van Gerven (SP) en Koser Kaya (D66) even innamen in de landbouwcommissie van de Tweede Kamer) dienden een nieuwe motie in. Daarin vroegen ze de regering om een wettelijke verankering van weidegang voor te bereiden, die kan worden ingevoerd als die 80 procent in 2020 niet gehaald wordt. Het kwam ze op flinke kritiek te staan van zowat alle andere partijen, die de ommezwaai niet begrepen. "Hiermee haalt u uw eigen initiatiefnota onderuit!" reageerde Helma Lodders (VVD), die daarmee opmerkelijk genoeg op dezelfde lijn zat als Esther Ouwehand van de PvdD. Die laatste diende zelf maar een motie in die 100 procent weidegang verplicht stelde, om zo de initiatiefnota te redden. Bashir verweet Lodders mist op te werpen over wat "een duidelijke motie" was, maar enig doorvragen van andere Kamerleden liet zien dat de indieners van de motie het zelf ook niet meer wisten. Belhay antwoordde dat de motie helder was; 80 procent weidegang in 2020. Maar volgens Van Gerven was de doelstelling volledige weidegang.
De Kamer heeft nog een week om duidelijkheid te krijgen. Dinsdag 14 februari mag ze stemmen over de initiatiefnota en de daarbij ingediende moties.