Weidevogels gebaat bij wegvangen steenmarters
Predatiefrustratie. Dat zou weleens het woord van het jaar kunnen worden. In de provincie Friesland weten ze daar alles van: terwijl menig boer en vogelliefhebber zich inzet voor de weidevogelstand, worden er elk jaar veel nesten leeggeroofd. De steenmarter is, samen met de vos, in beeld als een van de vermoedelijke hoofddaders. Om dat vast te stellen werd in 2017 gestart met monitoring en een jaar later met het wegvangen van de eerste steenmarters.
Soarremoarre
De pilot startte in 2017 in het gebied Soarremoarre bij Akkrum. In de jaren daarna breidde de pilot zich gestaag uit. In 2020 kwam er een uitbreiding naar in totaal acht gebieden, in 2021 stond de teller op veertien en het afgelopen jaar kwamen daar nog vijf gebieden bij. Het gaat hierbij om gebied waar het beheer aan een bepaalde (basis)kwaliteit voldoet om in aanmerking te komen voor ontheffing.
Zo’n drieduizend nesten werden met ongeveer tweehonderd wildcamera’s gemonitord. En de resultaten tonen na zes jaar aan dat wanneer het steenmarterbeheer optimaal wordt uitgevoerd (aangevuld met beheer van de vos) het percentage uitgekomen nesten significant toeneemt. Waar dat vóór de pilot gemiddeld 50 procent was, is dat nu gemiddeld 78 procent. Het aandeel van de steenmarter in het totale nestverlies (de niet uitgekomen nesten) was 3,5 procent bij optimaal beheer van de predatoren. Dit was 17,7 procent in het jaar voorafgaand aan de pilot.
Hoopvol
„Dat zijn hoopvolle resultaten”, aldus ecologisch beleidsmedewerker van de provincie Friesland Helene de Jong. „Alle reden om dus nu over te gaan van de pilotfase naar een structurele beheerfase en we nemen daar natuurlijk alle ervaringen die we in de afgelopen zes jaar hebben opgedaan in mee. Zoals het er nu naar uitziet gaan we alle 24 weidevogelkerngebieden, dus die percelen waar ook daadwerkelijk veel weidevogels zitten en sprake is van predatie door steenmarter, een reguliere ontheffing Wet Natuurbeheer verlenen.” Waarom niet meteen algemene ontheffing voor de gehele provincie? De Jong: „Het is al bijzonder dat we ontheffingen verlenen voor een beschermde diersoort. Daar moet je heel zorgvuldig mee omgaan. En de situatie verschilt per gebied enorm. We richten ons op die gebieden waar we ook maximaal resultaat kunnen bereiken.”
„Het zijn fantastische resultaten”, zegt trainee projectleider Christian Eelkema. „Ons streven is om minimaal 80 procent uitgekomen nesten te bereiken. Daar zitten we nu met die 78 procent heel dicht tegenaan.” Toch is er nog wel meer nodig om de weidevogel te redden. De populatie broedparen van de grutto daalde in de afgelopen jaren van 8.000 naar 7.500 broedparen. De trend moet dus gekeerd worden. Eelkema: „In 2030 willen we 10.000 broedparen in Friesland hebben. Dat is de stip op de horizon.”
Complex
Die stip kan alleen bereikt worden als nesten niet alleen uitkomen, maar kuikens ook de kans hebben om groot te worden. „Het is inderdaad een complex verhaal”, zegt De Jong. „Dat hebben we de afgelopen zes jaar ook geleerd. Je bent er niet met alleen predatiebeheer of een wat hogere waterstand. Er is een complex aan maatregelen nodig: variërend van kruidenrijk grasland, hoog waterpeil, plas dras, later en minder maaien, nestinspectie door vrijwilligers en predatiebeheer. Dat betekent enorm veel uren inzet door vele vrijwilligers en jarenlange samenwerking tussen verschillende partijen. Zonder die samenwerking en zonder al die vrijwilligers hadden we dit niet kunnen doen.”
Toekomst
De komende maanden zal de provincie met alle partijen gaan spreken over de toekomst van het project. De Jong: „Het zou mooi zijn als we dit verder kunnen uitrollen. Ook naar andere weidevogelkerngebieden. Dan moeten we kijken aan wat voor voorwaarden die gebieden minimaal moeten voldoen. Voorop staat dat we het gebied groter en robuuster willen maken. We zitten nu al op 26 duizend hectare en dat is nodig, want met name de mannetjes-steenmarters hebben een groot leefgebied.”
Uit de pilot bleek dat sommige steenmarters een leefgebied hebben van soms wel honderden hectaren en de dichtheid was groot: één steenmarter per honderd hectare bleek geen uitzondering. „Dankzij het gps-spoor konden we ook zien dat steenmarters geen zin hebben in natte voeten. Als ze over water heen moesten deden ze dat via dammetjes en bruggetjes. En ze hebben een voorkeur om zich te bewegen langs rechte lijnen. Ze lopen bijvoorbeeld graag langs boomwallen en wegen; dat is voor ons ook weer nieuwe informatie die we eventueel kunnen gebruiken in verder onderzoek.”
Steenmarters hebben een leefgebied van soms wel honderden hectaren
In de pilot is ook gekeken naar de instroom van andere dieren in een gebied, bijvoorbeeld kleine marterachtigen, zoals hermelijn en wezel. „We dachten dat het territorium zou worden ingenomen door andere soorten als je een steenmarter wegvangt, maar dat bleek niet het geval. Wel was er sprake van instroom van nieuwe steenmarters, maar die komt pas later – na de broedperiode – op gang. Dat betekent dat de jonge kuikens in een perceel, waar een steenmarter voor het broedseizoen is weggevangen, redelijk veilig zijn.”
„Ook opmerkelijk is de invloed van een goed muizenjaar”, zegt Eelkema. „We zagen in delen van Friesland op zeker moment een muizenpiek ontstaan. In die periode bleek de predatie op de nesten veel minder. Toen de muizenpiek het jaar daarop was verdwenen, nam de predatie weer toe. Dat is interessante informatie waar we wellicht in het kader van toekomstig weidevogelbeheer iets mee kunnen. Door bijvoorbeeld het aanbieden van alternatieve voedselbronnen. Dat zou de moeite waard zijn om dat eens verder te onderzoeken.”
Predatievragen
Vragen zijn er ook, want hoe kan het dat in het ene gebied veel predatie was van de steenmarter en in het andere gebied minder? De Jong: „Het zou kunnen dat in gebieden met weinig predatie meer alternatieve voedselbronnen aanwezig waren of dat de steenmarters zich specialiseren in bepaalde voedselbronnen. We zagen grote individuele verschillen tussen steenmarters. De ene zat tijdens het broedseizoen vooral achter eieren en kuikens aan, de ander was veel minder gefocust op de weidevogel als prooi. Dat soort specialisatie zie je bij predatoren wel vaker, maar dit verschil tussen individuele steenmarters was wel opmerkelijk. Misschien hebben sommige steenmarters ook wel een voorkeur om te foerageren in stedelijk gebied of speelt het klimaat een rol. Het zou goed zijn om dat in de toekomst nog eens te onderzoeken.”
Unicum
Ook bij de buren, in Groningen, is men inmiddels begonnen met het wegvangen van steenmarters. In opdracht van onder meer Het Groninger Landschap plaatsten onderzoekers twee jaar lang camera's bij 120 nesten in drie weidevogelgebieden. Vier steenmarters en rondzwervende katten werden gezenderd. Daarnaast kregen 52 gruttokuikens een zender. In Groningen kreeg men hetzelfde beeld als in Friesland: de steenmarter vrat meer kuikens en eieren dan bijvoorbeeld katten, vossen (in gebieden waar de vos beheerd wordt) of roofvogels. Dankzij de aanpak konden de weidevogels in natuurgebied Paddepoel bij de stad Groningen vorig jaar meer kuikens grootbrengen dan in 2020. Het aantal broedparen met jongen steeg van 20 procent naar 91 procent. In totaal werden er tijdens de proef in Groningen 32 steenmarters weggevangen en gedood.
De ene beschermde soort moet in Friesland en Groningen dus nu plaats maken voor de andere beschermde soort. Dat is een unicum in de geschiedenis van het Nederlands natuurbeheer en wellicht ook een goede aanzet tot discussie over de staat van de beschermde status in ons land.
De Steenmarter
Steenmarters rukken de laatste jaren op in Nederland. De steenmarter heeft het formaat van een slanke kat met een lengte van 50 tot 60 centimeter. De vacht is asgrauw tot grijsbruin met een witte bef die vaak doorloopt tot op de poten. De steenmarter is een nachtdier dat van zonsondergang tot zonsopgang actief is. Per nacht kan een steenmarter wel 10 tot 15 kilometer afleggen. De steenmarter eet zowel plantaardig als dierlijk voedsel. Hij eet onder andere muizen, ratten, egels, jonge konijnen, vogels, eieren, kevers, rupsen, kikkers en regenwormen. Hij heeft een voorliefde voor eieren, voornamelijk van de kip, eend en fazant. Die eieren sleept hij weg van het nest waarna hij ze op een rustige plek opeet.
Sporen van de steenmarter zijn nauwelijks te vinden, uitgezonderd bij sneeuwval. Marterachtigen (waaronder de steenmarter) verrassen vogels ’s nachts op het nest. Marters bijten eieren aan een pool of de zijkant open. Vogelkadavers met kaalgevreten nek worden vaak aan hermelijn of wezel toegeschreven.
Om predatie door marterachtigen te voorkomen, moeten geursporen naar het nest voorkomen worden. Laat de weidevogelnesten daarom zoveel mogelijk met rust en bepaal zoveel mogelijk van een afstand of eieren uit zijn.
Tekst: Oswin Schneeweisz
Beeld: Marcel van Kammen