Fosfaatreductieplan: 'Het doet pijn, maar het moet'
„Het is belangrijk dat we nu met een plan komen", vertelde NZO-voorzitter Piet Boer. „Naarmate de datum van 1 januari 2017 dichterbij komt, verschijnen er in het veld steeds meer suggesties en geruchten. De behoefte aan duidelijkheid neemt toe. Daarom presenteren we ons plan nu." Hij gaf aan dat een duidelijke boodschap ook van belang is richting Brussel. „Daar volgen ze de Nederlandse media ook, en een gebrek aan eenduidige berichtgeving geeft hen weinig vertrouwen dat Nederland met een oplossing komt." Dat maakt het volgens Boer moeilijker om de derogatie te behouden. Het doel van de NZO is om de derogatie voor 2017 te behouden en een goede uitgangssituatie te creëren voor de onderhandelingen over derogatie in de periode 2018-2021. Verlies van derogatie heeft grote gevolgen voor het milieu en ook economisch zou de gemiddelde melkveehouder er op achteruit gaan.
Dubbel gevoel
LTO-voorzitter Kees Romijn gaf aan er een dubbel gevoel bij te hebben. Aan de ene kant is hij trots dat de sector in staat is om zelf een pakket maatregelen te bereiken, maar aan de andere kant begrijpt hij de grote impact die het voor bedrijven heeft. „We zijn allemaal zelf boeren", vertelde hij, met Piet Boer en Harm Wiegersma aan zijn zijde. „Koeien wegdoen druist tegen het boerengevoel in." Volgens Romijn is het de taak van de overheid om randvoorwaarden te stellen; dat de sector dat nu zelf doet is te wijten aan de overheid, die half oktober door Brussel voor een voldongen feit werd gesteld.
Het gepresenteerde plan sluit nauw aan bij de fosfaatwet, die twee weken geleden door de Kamer is aangenomen. De referentiedatum is 2 juli 2015 en grondgebonden bedrijven worden ontzien, net als bij de wet. Daarmee wil NZO de overgang van sectorplan in 2017 naar fosfaatrechten in 2018 zo vloeiend mogelijk maken.
Twee opties
De NZO-leden, de zuivelbedrijven, kunnen volgens het plan kiezen of hun leden de melkproductie beperken of het aantal GVE reduceren. Daarbij mogen boeren die leveren aan bedrijven die sturen op vermindering van de melkproductie, ook kiezen voor de GVE-reductie. „Eigenlijk wilden we volledig op GVE-reductie sturen, maar een aantal van onze leden kon daar niet aan voldoen", stelde Boer. „Hun contracten met toeleveranciers gaven daar geen ruimte voor."
Melkveebedrijven die kiezen voor vermindering van de melkproductie, krijgen een referentievolume melk toegekend. Dit is gelijk aan de melkproductie in 2015, min 4 procent - in 2015 produceerde de sector immers 4 procent meer fosfaat dan het fosfaatplafond toestond. Dit volume wordt over de maanden verdeeld naar rato van het leveringspatroon in 2016 of – indien gewenst – 2015. Bedrijven die in een maand meer melk leveren dan dit referentievolume krijgen over dat surplus een korting van 90 procent op de kale melkprijs.
Bonus en malus
Bedrijven die niet kiezen voor bovenstaande optie krijgen een GVE-referentie. Die is weer gebaseerd op het aantal GVE's op 2 juli 2015, min 4 procent. Bedrijven krijgen een taakstelling om hun veestapel tot die grens terug te brengen. Dat hoeft niet in een keer, maar mag in stappen. Het jaar wordt verdeeld in vijf periodes van minstens twee maanden. In elke periode moet de melkveehouder minder vee aanhouden, tot het niveau van 4 procent onder 2 juli 2015 bereikt is. Bedrijven die de gedwongen reductie niet realiseren, worden gekort op hun melkgeld. Voor elke GVE boven het doelniveau van die periode, wordt standaard 800 kilo melk toegekend. Daarop past de zuivelverwerker 90 procent korting op de kale melkprijs toe. Daarnaast betalen bedrijven die boven het niveau van 2 juli 2015 min 4 procent zitten een 'solidariteitsbijdrage' van 20 procent van de kale melkprijs, die wordt gebruikt om bedrijven te stimuleren extra vee reduceren, bovenop de eisen van ZuivelNL. Die extra krimpende bedrijven ontvangen een bonus, die kan oplopen tot maximaal 200 euro per GVE per maand.
GVE-reductie kan volgens Kees Romijn niet door vee uit te scharen naar een jongveeopfokker. Vee moet naar de slacht of op export om onder de reductieregeling te vallen. Jongvee exporteren naar een buitenlandse jongveeopfokker geldt wél als GVE-reductie voor 2017.
Tekst: Wim van Gruisen
Zoon van een Zuid-Limburgse pluimveehouder met eigen slachterij, geschoold als econoom. Sinds 2011 in dienst van Agrio, waar hij artikelen schrijft voor de regio- en vakbladen en de Agrio-websites. Zijn focus lag aanvankelijk op landbouweconomie, tegenwoordig vooral op de Haagse en Brusselse politiek.
Tekst: Geert van den Biggelaar
Geboren en getogen op een melkveebedrijf in Noord-Brabant. Studeerde veehouderij aan de HAS in ’s-Hertogenbosch vervolgens dierwetenschappen aan de Wageningen Universiteit. Sinds 2016 parttime melkveehouder en parttime redacteur bij Agrio. Verantwoordelijk voor melkvee-gerelateerde onderwerpen in vakblad Melkvee, website Melkvee.nl en de regiobladen.
Beeld: Geert van den Biggelaar