‘Tussenkalftijd van 430 tot 460 dagen meest lucratief’
„De beste garantie voor een verantwoordelijke, diervriendelijke melkveehouderij, is het welzijn van de boer.” Marcel Verboom doelde op de industrie er omheen, die steeds meer van de boer lijkt te vragen. „Laatst hoorde ik op een bijeenkomst van de Rabobank dat er in de toekomst meer melk per hectare geproduceerd moet worden, meer melk per hoeveelheid antibiotica en meer melk per kilo fosfaat. Wat ik zelf dacht, maar wat ik niet hoorde, is dat er meer melk per geleende euro zou moeten worden geproduceerd.”
Lat te hoog leggen
Verboom verwees naar de statistieken die uitwijzen dat het aantal dagen levensduur van de Nederlandse melkkoe al jaren niet stijgt. „Terwijl die afspraak wel is gemaakt. Er is er echter maar één die het moet doen en dat is de boer.” De analist legde nog maar eens uit waarom hij ervoor had gepleit om de focus op de tussenkalftijd te verleggen. „Mijn boodschap was dat we de lat misschien wel te hoog leggen.”
In de aanloop naar het eindigen van de melkquotering leek het verkorten van de tussenkalftijd in combinatie met een hoge productie ineens het allerbelangrijkste, aldus Verboom. Hij wees echter op de moeizame afzet van nuka’s het afgelopen jaar en stelde het kalfinterval daarom andermaal aan de orde. „De melkveehouderij en de kalverhouderij zijn voor de maatschappij onlosmakelijk aan elkaar verbonden. Dus waarom is die korte tussenkalftijd zo belangrijk? Meer Belgische Blauwe kruislingkalveren zorgen weliswaar voor meer inkomen en meer tochtige koeien zijn een risico, maar wordt de voerefficiëntie bij een kortere tussenkalftijd wel beter en krijg je wel meer melk?”
Dracht kost VEM
„Een korter interval kan ook geld kosten. Dieren die heel jong afkalven, geven minder melk en een schrale koe insemineren die toch drachtig wordt, doet het het volgende jaar minder. Een voordeel van later insemineren, is dat dracht melk kost, dat je koeien verantwoord droog kunt zetten met niet te veel melk, koeien op krachten kunt laten komen, dracht VEM kost en afkalven een risico vormt. 60 tot 70 procent van de gezondheidsproblemen is afkalven-gerelateerd.”
Verboom is zich na zijn schrijven, wat hij vooral op gevoel deed, gaan verdiepen in de literatuur over de tussenkalftijd. Waarbij hij de kritische opmerking maakte dat er steevast veel aannames worden gedaan in de rekenmodellen, ‘zoals de persistentie van een niet drachtige koe of het risico, om het vervolgens tot achter de komma te gaan uitrekenen’. Hij vond echter onderzoeken die aantonen dat verlengde lactaties economisch aantrekkelijk kunnen zijn. „Duits onderzoek wees uit dat bij een productie van 10.000 kilogram melk, een tussenkalftijd tussen de 430 en 460 dagen de meeste financiën per stalplaats oplevert.”
De analist merkte verder op dat het in het wild ook niet vanzelfsprekend is dat een koe elk jaar een kalf krijgt. „Ik verwacht dat het een kwestie van tijd is, voordat het bij hogere producties krampachtig vasthouden aan elk jaar een kalf losgelaten wordt, al blijft het uiteraard de keuze van de boer.” Ook zei Verboom dat er waarschijnlijk altijd wel koeien zullen blijven, die elk jaar een kalf moeten krijgen.
Vorm en functie
Naast de tussenkalftijd ging Verboom ook nog even in op zijn eigenlijke werk, het analyseren van koeien. „Een betere vorm leidt altijd tot een betere functie”, zo stelde hij. „aAa-ontwikkelaar Bill Weeks stelde zich de vraag hoe een goede koe er nou eigenlijk uit hoort te zien en beschreef alle kwaliteiten van een goede melkkoe, onafhankelijk van ras, tijd en plaats. Balans heb je wanneer alle onderdelen goed op elkaar zijn afgestemd. Dat de capaciteit om melk te geven bijvoorbeeld niet groter is dan de vreetcapaciteit of de capaciteit om bloed rond te pompen.”
Iets anders dan excellent
„Voor de duidelijkheid, het gaat hierbij om universele kwaliteiten van een goede melkkoe. Dat is wat anders dan een excellente koe, want die verandert door de jaren nogal. Daarbij gaat het om een afspraak over wat men mooi vindt.” Verboom illustreerde zijn uitspraak met een ronde en kortbenige Fries-Hollandse koe, welke vroeger werd geroemd, en een scherpe en hoog op de benen staande, ‘moderne’ Holstein. „En de excellente koe van hier, zal men in Nieuw-Zeeland bijvoorbeeld te groot vinden.”
Tekst: Anne Hiemstra