‘Gedwongen’ stopper José Bongen luidt de noodklok
Steeds vaker krijgen we de vraag: „Is het echt waar? Gaan jullie koeien weg?”
Ik had hem hier nog niet beantwoord, omdat mijn plan was een snedig politiek stuk te schrijven. Mijn finalewerk over een hypocriete politiek en samenleving die vol is van duurzaamheid en dierwelzijn, maar intussen toestaat hoe de voedselketen de laagste prijzen afdwingt, mega-marges hanteert over de rug van boer en koe en de markt met goedkope bulkmelk laat overspoelen. Maar ik kan de toon niet meer vinden. Het is wat het is. De knoop is door, de koek is op... wij stoppen met onze boerderij.
Nee, we zijn niet failliet. We zijn niet ons huis uit gezet. We hebben de boel niet aan Fortis verkocht. En Herman heeft ook geen Parkinson (moet toch ooit eens onderzoek doen naar hoe verhalen ontstaan, fascinerend!). Maar we zetten wel het bedrijf te koop.
Onze rekeningen hebben we altijd nog kunnen betalen – wat helaas al niet elke veehouder meer kan zeggen – door hard te buffelen en al ons spaargeld erin te stoppen. Maar onderhand zijn we gevloerd door het gevoel: ‘waar doen we dit eigenlijk voor?’ De romantiek die zelfs in de 21e eeuw nog rond boerderijen hing, is verdwenen.
De simpelste en meest accurate weergave van onze situatie kwam ik gisteren tegen: ‘Farming: the art of losing money, while working 400 hours a month to feed people who think you are trying to kill them.’ Erg grappig, als het niet zo verrekte waar zou zijn.
De basis van het besluit is heel simpel: een melkprijs van 25 cent en een kostprijs van 35 cent. ‘Iemand met boerenverstand, wordt niet langer boer’, las ik pas. Zo is het.
Onze kostprijs verder verlagen kunnen we niet. Technisch draaien we heel goed. De dierenarts en voerspecialist zijn altijd lovend over hoe gevuld en glanzend onze koeien eruit zien, hoe goed de voerkuilen zijn, hoe laag het antibioticumgebruik is en hoe strak het bedrijf erbij ligt. Die gezondheid, dat welzijn, daarop weigeren we te bezuinigen.
De praktische bottleneck is vooral onze hoge hypotheek. Dat Herman boer werd, was niet vanzelfsprekend. Het vergde bijzondere samenwerkingen, scherp verstand, hard werken en tsja, die hypotheek, om tot een modern bedrijf met 90 koeien en 50 hectare grond te komen. Wat ben ik trots op zijn passie!
Onze fijne veearts vertelden we ons besluit als eerste. Hij was geschokt: „Jullie doen het zo goed! Hebben een prachtig bedrijf!” Klopt! Maar al twee jaar draaien we op ons tandvlees. Onze buffers zijn erdoor, terwijl we binnen nu en tien jaar onze stal uit ’72 moeten vervangen en honderden vierkante meters asbest moeten verwijderen.
‘De melkprijs trekt eindelijk aan’, kopte de NOS gisteren. Voorbarig, want de nieuwe prijs wordt maandag (vandaag, red.) pas bekendgemaakt. Maar al stijgt hij daadwerkelijk: ook 26 cent melkgeld betekent een verlies van 5.000 euro per maand. Krediet van de bank zouden we vast nog krijgen, maar het rendement in de melkveehouderij is minimaal, momenteel zelfs negatief. Dus waar ligt dan je grens?
Naast die praktische bottleneck, is er de sociale. Door de lage melkprijs kunnen we werk niet langer uitbesteden, dus maakt Herman alsmaar langere dagen. Hij baalt van 80-urige werkwerken, van hoe weinig hij met de kinderen kan doen, van hoe zijn lichaam eronder lijdt.
Daarnaast balen we samen hoe we zowel economisch, politiek als maatschappelijk niet worden gewaardeerd voor wat we waard zijn; soms zelfs wel uitschot lijken. Hoe politieke partijen en media hun kennis over melkveehouderijen bij elkaar ‘Wikipedia-en’ (hoe vaak heb ik al moeten schrijven dat hormoongebruik sinds 1961 verboden is en dat dieren die antibiotica krijgen toegediend, niet gemolken of geslacht mogen worden?). En hoe vervolgens regelgeving wordt gemaakt volgens de bizarre waan van de dag, terwijl juist cruciale beslissingen alsmaar worden uitgesteld.
Enthousiast hebben we ons het afgelopen jaar verdiept in biologisch worden; een idee dat al jaren speelde, maar we ons nog niet gunden. Zowel wijzelf als ons bedrijf zou er erg geschikt voor zijn, vertelde de bio-adviseur. Alleen... komen we grond tekort. En arbeidskracht. En is er al een wachtlijst, omdat de consument biologisch roept maar niet koopt.
Toen Herman onlangs een nieuwsbericht hoorde, was de maat vol: ‘Mensen kunnen veel beter hun biologische producten in de supermarkt kopen. Daar is het namelijk veel goedkoper.’ „Waar doen we het nog voor... Begrijpt men echt niet meer dat koeien goed verzorgen geld kost?”
Ik wilde er geen politiek stuk meer van maken, maar toch hè... ‘Als onze oogst mislukt, hoort u te schrikken’, luidde pas een kop over de weersramp in Zuid-Nederland. ‘Als gedreven, bewuste, intelligente veehouders het opgeven, hoort u ook te schrikken’, zou ik er eigenlijk aan toe willen voegen. Want we zijn niet de eerste, maar zeker ook niet de laatste. Waar komt onze melk over twintig jaar vandaan? En hoeveel invloed hebben we dan nog op de manier waarop het wordt geproduceerd? Dat is waar ik me serieus zorgen om maak.
Voor ons geldt: door nu te stoppen, juist nu onze schulden nog geen diepe kraters vormen en we nog ‘jong’ zijn, hopen we voldoende over te houden om een mooie nieuwe toekomst te beginnen. Een huis buitenaf, zelfvoorzienend (wij weten ook over die twintig jaar nog hoe je goed voedsel verbouwt!), met misschien wel een kinderboerderij en een kinderopvang... wie weet.
Ik probeer dat voor ogen te houden: hoe relaxed en gezellig dat zou kunnen zijn. Hoe fijn het is straks weer tijd voor elkaar te hebben. Om weer rust te krijgen voor hobby's en een fatsoenlijk sociaal leven. Maar moeilijk is het wel, om dat steeds te zien. Want wat laten we een boel – een leven – achter. Gisteren keek ik hoe onze koeien in de schemering naar buiten kuierden, een prachtige wei in, tegen het bos aan. En heb ik maar weer eens een flink potje gebruld...
Tekst: José Bongen, Anne Hiemstra
Beeld: Susan Rexwinkel