Schippers: Geen relatie tussen bedrijfsomvang en dierziekten
Dat meldt de minister vandaag in antwoord op Kamervragen van Marianne Thieme van de Partij voor de Dieren en Tjeerd van Dekken van de PvdA.
Uitspraken Schukken
Zij hadden vragen gesteld naar aanleiding van uitspraken van GD-directeur Ynte Hein Schukken. Die stelt dat op grotere melkveebedrijven het risico op infectieziekten toeneemt. Volgens Schukken laat op dergelijke bedrijven het dippen na het melken te wensen over, vanwege de tijdsdruk waar die grote bedrijven mee kampen.
Als gevolg daarvan ziet Schukken bepaalde bacteriën weer de kop op steken. „We zien bijvoorbeeld dat bepaalde bedrijven weer te maken krijgen met de Streptococcus agalactiae, een bacterie die nauwelijks meer voorkwam.”
Risico
De Partij voor de Dieren en de PvdA wendden zich hierop tot minister Schippers van Volksgezondheid, met de vraag of zij het eens is met Schukken dat op de grote melkveebedrijven (met veel contactmomenten tussen dieren) het risico op besmettelijke dierziekten toeneemt.
'Andere factoren belangrijker'
Maar volgens de minister valt dat mee. ,,De risico’s van verspreiding van dierziekten is van veel meer factoren afhankelijk dan bedrijfsgrootte alleen”, stelt zij. Of een ziekte zoals bijvoorbeeld BVD op een bedrijf aanwezig blijft, zal méde afhankelijk zijn van de bedrijfsgrootte, maar vooral van andere factoren, aldus Schippers. ,,Het huisvestingssysteem, het niveau van bio-security en het management spelen een belangrijkere rol.”
'Geen eenduidige relatie'
Schippers erkent dat de bestrijding van dierziekten op grote bedrijven meer tijd en aandacht kan vragen van de veehouder. Echter: ,,Een eenduidige relatie tussen bedrijfsgrootte en het voorkomen van bepaalde dierziekten is er niet. Wel dient een veehouder rekening te houden met de diergezondheidsstatus bij de groei van het bedrijf.”
S. agalactiae
De beide Kamerleden legden Schippers ook de vraag voor of de terugkeur van Streptococcus agalactiae ernstige risico's met zich meebrengt voor de volksgezondheid. De bacterie zou met name levensgevaarlijk zijn voor zwangere vrouwen en pasgeboren baby's.
Volgens Schippers bestaan er echter verschillende varianten van de bacterie, waarvan sommige alleen bij koeien voorkomen en andere vooral bij mensen. Naar schatting is ongeveer 25 procent van de volwassenen drager van de humane S. agalctiae, zonder dat ze daar last van hebben. De enkele keer dat een baby ermee besmet raakt (0.3 op de 1.000 geboortes) is die besmetting vrijwel altijd afkomstig van de moeder, aldus de minister.
'Geen zoönose'
Onderzoeken wijzen ook uit dat die besmettingen geen enkel verband hebben met de aanwezigheid van die bacterie op melkveebedrijven in dezelfde regio. De S. agalactiae-infectie bij de mens wordt dan ook niet als een zoönose beschouwd.
VGO-onderzoek
Niettemin neemt de minister een mogelijk verband tussen veehouderijen en
volksgezondheid zeer serieus. Om dit beter in kaart te brengen, heeft zij samen met staatssecretaris Van Dam opdracht gegeven voor het onderzoek Veehouderij en Gezondheid Omwonenden (VGO).
Hierin wordt gekeken naar het verband tussen veehouderijbedrijven (pluimvee-, varkens-, runder-, nertsen-, geiten- en melkveebedrijven) en de volksgezondheid. Schippers belooft de Kamer de resultaten hiervan voor de zomer te presenteren.