Vers gras van nog geen 900 VEM door lagere verteerbaarheid
Dit meldt Wageningen UR. Binnen het project ‘Netwerk praktijkbedrijven’ wordt wekelijks een grasmonster genomen op Agro-innovatiecentrum De Marke. Daarmee wordt inzicht verkregen over de hoeveelheid vers gras wat er gevoerd wordt en de invloed op de ammoniak- en methaanemissie. Het doel van het project is om de emissies met 30 procent te reduceren.
Uit het project blijkt dat de voederwaarde van het verse gras van 2021 en 2022 nogal verschilt. In het voorjaar ging het redelijk gelijk op, met meer dan 1.000 VEM, hoge suikergehaltes van meer dan 20 procent en een hoge verteringscoëfficiënt van de organische stof (VCOS). Daarna liepen de waardes van de twee groeiseizoenen uiteen. De VEM-waarde bleef in 2021 constant rond de 1.000 VEM, terwijl de voederwaarde in 2022 in de zomer op sommige momenten onder de 900 VEM zakte. Dit werd vooral veroorzaakt door de verteerbaarheid (VCOS), die 3 punten lager lag dan in 2021.
NDF-gehalte
Onderzoekers zagen het NDF-gehalte (hoeveelheid celwanden) fors stijgen vanaf de zomer. Het NDF daalde weer in het najaar. Het NDF-gehalte was in 2021 hoger dan in 2022. Dit komt volgens de onderzoekers doordat het aanbod gras in het weiland hoger was in 2021. Daardoor aten de koeien relatief meer stengel dan in 2022. In de stengel is het NDF-gehalte relatief hoog.
Ruw eiwit
In 2022 was het ruw eiwit in de zomer lager als in 2021. Dit wordt verklaard door de droogte, waardoor mineralisatie beperkt werd. Het ruw eiwitgehalte daalde begin april van 200 gram per kilo droge stof naar 160 gram. Daarna steeg het aandeel tot een niveau van 240 gram in augustus. In september daalde het ruw eiwit weer tot een niveau van 180 gram. Na half september schoot het ruw eiwit weer fors omhoog doordat de mineralisatie in de bodem weer op gang kwam.