Kenmerk robuustheid wordt weer type

De introductie van de term robuustheid in 2007 stuitte op de nodige weerstand, omdat er voor het eerst een optimumkenmerk in de bovenbalk werd opgenomen. Niet alleen stieren die onvoldoende robuuste dochters gaven, maar ook stieren die ‘te’ robuuste dochters gaven, kregen een ondergemiddelde score.
Looking Major en CB Allen
Bekende voorbeelden destijds waren Looking Major en CB Allen. Major gaf te weinig robuustheid en Allen zou te veel robuustheid geven. Aan de fokwaarde robuustheid was echter niet te zien aan welke kant van het spectrum de stier zich bevond. Bovendien zou je wanneer je een Allen-dochter met sperma van Major zou insemineren (of andersom) uit twee ondergemiddelde stieren een optimale robuustheid kunnen krijgen, wat ook niet logisch is.
Geen openheid formule
Overigens noteert Major vandaag de dag voor robuustheid een fokwaarde van 95 en Allen een fokwaarde van 105, dus achter de schermen is er intussen aan de berekening van de fokwaarde gewerkt. Ook dat was overigens destijds een reden voor de kritiek. CRV hanteerde een formule om het kenmerk te berekenen, maar heeft over de samenstelling van de formule nooit openheid van zaken gegeven.
Geen robuustheid voor importstieren
Het kenmerk werd nog meer beladen toen bekend werd dat de fokwaarde robuustheid voor buitenlandse stieren niet kon worden berekend, zodat het totaal exterieur van in Nederland geteste en importstieren noodgedwongen verschillend moest worden berekend.
Reden is waardeoordeel
De reden waarom de voor de fokwaardeschatting verantwoordelijke stichting Genetische Evaluatie Stieren (GES) de term robuustheid per april vervangt door het aloude type is volgens voorzitter Roel Veerkamp dat er een waardeoordeel aan de term robuustheid kan worden gekoppeld, in tegenstelling tot aan de andere bovenbalkkenmerken frame, uier en benen. De manier van scoren door de bedrijfsinspecteur zal niet veranderen, meldt hoofdinspecteur Arie Hamoen.
Tekst: Anne Hiemstra
Beeld: Ellen Meinen