Stem grasmengsel af op behoefte en graslandgebruik
Jan Rinze van der Schoot is al ruim dertig jaar actief in onderzoek naar grassen. In het Cultuur- en Gebruikswaarde Onderzoek (CGO) voedergrassen test hij jaarlijks nieuwe rassen Engels raaigras op vier locaties in Nederland. Nieuwe rassen worden twee jaar ingezaaid in een maaiproef en een beweidingsproef en vergeleken met bestaande rassen.
Na het jaar van inzaai worden de rassen drie jaar onderzocht, dus van twaalf oogstjaren worden data verzameld. De beste rassen verschijnen daarna op de Aanbevelende Rassenlijst, de rassen die niet meer mee kunnen vallen eraf. “Het is een beperkte lijst, dus de rassen die op de lijst staan, zijn per definitie hele goede.”
Gerichte mengselkeuze
Van der Schoot adviseert veehouders bij (her)inzaai de grasmengselkeuze af te stemmen op hun graslandgebruik en het soort gras dat zij nodig hebben. “Voor specifiek maaien of beweiden worden meestal wel grasmengsels ingezet die daar goed bij passen. Maar ook in tijdstip kan je sturen: wil je vroeg in het voorjaar veel gras hebben of moet het gras juist in de zomer zo lang mogelijk door blijven produceren? In het eerste geval passen de vroege types Engels raaigras, terwijl bij de zomer-focus de latere rassen beter geschikt zijn. In kroonroestresistentie bestaan bij zowel diploïd als tetraploïd Engels aanzienlijke rasverschillen, tetraploïd Engels raaigras scoort gemiddeld beter. En heb je droogtegevoelige grond, dan kan je kiezen voor dieper wortelende soorten zoals rietzwenkgras, rode klaver en graslandkruiden als smalle weegbree en cichorei. Mits dit natuurlijk past bij het gebruik; maak op perceelsniveau een gerichte keuze.”
Tetraploïd Engels raaigras
In de grassenveredeling wordt naast diploïd sterk ingezet op tetraploïd Engels raaigras. “In het begin konden die niet goed mee qua standvastigheid, maar dat is nu niet meer aan de orde; de betere tetra’s zijn inmiddels net zo persistent als diploïde rassen. Tetraploïd Engels raaigras is daarnaast smakelijker, productiever in het voorjaar en minder gevoelig voor kroonroest. En we zetten de eerste stappen in voederwaardebepaling, maar dat is erg complex om in het rassenonderzoek in te passen, omdat elk ras zijn eigen groeiritme heeft.”
Bekijk ook de 5 tips van ruwvoerspecialist Antoon Verhoeven:
Tekst: Limagrain Nederland BV