Drie opties grondgebondenheid

De eerste optie is dat grondgebondenheid gekoppeld wordt aan een norm voor het fosfaatoverschot per hectare. Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer zijn normen van 100, 80 en 50 kilogram fosfaat per hectare genoemd. De kern van deze systematiek is dat dat de uitbreiding van de fosfaatproductie op een deel van de bedrijven geheel grondgebonden moet zijn.
Bij de tweede optie wordt grondgebondenheid bepaald op een standaardnorm van maximaal drie graasdiereenheden per hectare. De kern van deze systematiek is dat ook bedrijven die niet uitbreiden aan deze norm moeten voldoen.
De derde optie is dat grondgebondenheid wordt gekoppeld aan de grond die al bij een bedrijf in gebruik is. De kern van deze systematiek is dat de uitbreiding van fosfaatproductie op alle bedrijven gedeeltelijk grondgebonden moet zijn.
Tweede optie meeste impact
De eerste en de derde optie is gericht op bedrijven die willen groeien. De tweede optie heeft ook betrekking op bedrijven die niet groeien en heeft daarmee de grootste impact op de melkveehouderij. Het LEI berekent dat bij de tweede optie het aantal melkkoeien in 2020 met 5 procent zal dalen, in vergelijking met het aantal geschatte melkkoeien in 2015.