‘Deze week cruciaal voor melkveehouderij’

„We zullen over de invulling van de AMvB meepraten en onze ideeën naar voren brengen. Voor mij zijn een ruime definitie van grondgebondenheid en het stimuleren van regionale kringlopen (inclusief samenwerken met andere sectoren) de belangrijkste punten.”
„Als we dat geregeld krijgen in de AMvB, en de wetswijzigingen half december door de Eerste Kamer worden aangenomen, dan houdt de wet- en regelgeving vanaf 1 januari maximaal rekening met specifieke structuur van de zuidelijke regio, met het ondernemerschap van onze leden, met de voorwaarden voor derogatie en met de vraag die vanuit de samenleving aan ons wordt gesteld.” aldus Van Hoof.
Groei binnen kaders
De ZLTO’er is van mening dat staatssecretaris Sharon Dijksma met haar voorstellen voor aanpassing van de Meststoffenwet precies gedaan heeft wat de melkveehouders en de zuivelsector, in december 2013 van haar vroegen. „We vroegen te regelen dat de melkveehouderij kan groeien binnen kaders waar we het als sector met de overheid over eens zijn om daarmee de derogatie overeind te houden en maatschappelijk draagvlak te houden voor de melkveehouderij. Het gaat dan om weidegang, grondgebondenheid en efficiënt omgaan met mineralen.”
„Als ZLTO dragen we steeds uit dat bedrijfsontwikkeling moet passen bij de ondernemer, bij zijn omgeving en bij de markt waar hij/zij voor wil produceren.” Zo geeft het bestuurslid aan. „Als je die visie volgens hem doorvertaalt naar de praktijk, zegt de ZLTO dat niet elke ontwikkeling overal past (de omgeving stelt grenzen) en dat niet elke ondernemer per se moet groeien naar 150 koeien of een veelvoud daarvan.”
„Bovendien zeggen we dat de bedrijfsvoering moet aansluiten bij de vraag van de markt. En als die vraag weidegang is, dan zal de melkveehouder daar op in moeten spelen. Deze visie hebben we steeds meegenomen in de discussies over de wetswijziging van Dijksma.”
Geen blauwdruk
Volgens Van Hoof is de visie van de ZLTO dus geen blauwdruk voor de melkveehouderij; geen draaiboek hoe de bedrijven in Brabant, Zeeland en Gelderland zich moeten ontwikkelen. „Deze visie stelt vragen aan de ondernemer, want uiteindelijk zal hij of zij de keuze maken voor groei en inrichting van zijn bedrijf. Over deze keuzes hebben velen in onze omgeving en ook in de Tweede Kamer een mening.”
„Als je alle meningen en visies afpelt, blijven twee punten over: weidegang en grondgebondenheid. In de marge zijn ook opmerkingen gemaakt over hormoongebruik, topsport voor koeien, dierenwelzijn en grote stallen in het landschap.” Van Hoof ziet in de kern steeds de discussie terugkomen op weidegang en grondgebondenheid.
Grondgebonden
Van Hoof merkt op dat wie de melkveehouderij kent, weet dat de sector per definitie grondgebonden is. „Voor elke 2,5 koe is ongeveer één hectare ruwvoer nodig. Dus als je nog verder doorredeneert over grondgebondenheid, kom je uiteindelijk bij de vraag uit: op wiens grond groeit het gras en de mais? Moet die grond waar het ruwvoer gewonnen wordt per se eigendom zijn? Kan dat ook in huur, pacht en tijdelijk gebruik zijn? Kan dat ook grond zijn waar de melkveehouder een afspraak heeft met de akkerbouwer (voer voor mest)? Kan dat ook grond van een varkenshouder zijn die zijn mest niet aanwendt maar verwerkt? Of grond van een ex-bedrijfsgenoot die op deze manier zijn pensioen aanvult?”
Privaat regelen
Als we met elkaar vaststellen dat weidegang vooral een private kwestie is tussen zuivelonderneming en melkveehouder en tussen melkveehouder en zijn directe omgeving (in Brabant al dan niet gestimuleerd door de Brabantse Zorgvuldigheidscore Veehouderij), dan hoeft dat punt niet geregeld te worden door Dijksma in een wet of Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB),” geeft de ZLTO’er aan.
Dan blijft volgens Van Hoof dus over de grondgebondenheid. „Daarvan zegt de Tweede Kamer tegen Dijksma: ‘Regel dat in de AMvB en komt daar bij ons mee terug.’ Dat is dus waar we nu voor staan.”