LTO: Niet meer dan 5 koeien per hectare
Met de melkveewet wil de overheid de mestproductie in Nederland in de hand houden. Melkveehouders kunnen dus uitbreiden als ze niet te veel mest produceren. Boeren kunnen dat doen door het verbeteren van de fosfaatbenutting, door grondgebonden groei of door een volledige mestverwerking bij grondloze groei. Dat laatste is een probleem, denkt LTO Noord. Mestverwerken is een aantrekkelijke optie voor melkveehouders, te meer omdat ze via vervangende verwerkingsovereenkomsten (VVO's) mestverwerkingsruimte bij varkenshouders kunnen kopen. Dat valt goedkoper uit dan het zelf (laten) verwerken van mest of het uitbreiden via grondaankopen.
Grondloos aantrekkelijk
Grondloze groei is dus aantrekkelijk voor boeren met uitbreidingsplannen. Maar daardoor kunnen maatregelen uit het zuivelplan een stuk minder opleveren dan was ingeschat. Dan komen de grenzen van fosfaat en ammoniak in gevaar, met het risico dat de derogatie in gevaar komt en er geen NB-vergunningen meer worden afgegeven.
Visitekaartje
Bovendien leidt een groei via mestverwerking tot bedrijven die minder grondgebonden zijn. En dat terwijl grondgebondenheid en weidegang het visitekaartje van de melkveehouderij vormen, waardoor de melkveehouderij op een grote maatschappelijke acceptatie kan rekenen. "Juist door deze elementen zijn er geen dierrechten gekomen in de melkveehouderij", meldt de nieuwsbrief; met andere woorden, grondloze groei zou dierrechten weer in beeld brengen.
Aanpassing
Daarom wil LTO Noord een aanpassing van de melkveewet. De organisatie pleit voor een harde, grondgerelateerde grens van vier tot vijf koeien per hectare. Daarom stelt LTO Noord voor om een maximaal overschot van 100 kg per hectare in te voeren in de Melkveewet.