Keuze maïsras: opbrengst zetmeel bepalend
Het onderzoek is gedaan in opdracht van BASF, Limagrain en Innoseeds, onder de naam ‘MaïsScan 2014’. Bij de resultaten is gekeken naar de herkomst van de telers (Noord- of Zuid-Nederland) en de grootte van de maisarealen (meer of minder dan 10 ha mais.) Onder Noord-Nederland vallen de provincies Groningen, Friesland, Drenthe, Flevoland, Noord-Holland en Zuid-Holland. De provincies Overrijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant, Limburg en Zeeland zijn gerekend bij Zuid-Nederland.
Zetmeelopbrengst
De zetmeelopbrengst is voor ruim 35 procent het belangrijkste criterium. Drogestof percentage (32 procent) en resistentie tegen ziektes (31 procent) zijn voor de telers ook belangrijke selectiecriteria. Noordelijke telers vinden vooral vroegrijpheid belangrijker dan hun collega’s in het Zuiden ; 43 tegen 22 procent. Maïstelers die minder dan tien hectare maïs zaaien (31 procent) vinden vroegrijpheid ook belangrijker dan hun collega’s die grotere arealen telen zaaien (23 procent.)
Keuze al gemaakt
Ruim 71 procent van de ondervraagden heeft in februari de keuze al gemaakt over het dit seizoen te zaaien maïsras. In Noord-Nederland geldt dat zelfs voor vier van de vijf telers. In het Zuiden wordt langer gewacht; ongeveer tweederde del van de telers heeft in februari een besluit genomen. Van de ondervraagden zegt 60 procent de maïs ook al te hebben besteld.
Voerleverancier
De voerleverancier is een belangrijke spil bij het te kiezen maïsras. Ruim 41 procent noemt de persoonlijke gesprekken met de voerleverancier als factor bij het bepalen van de keuze. Ook de rassenlijsten van CSAR en PPO (34 procent) en de regionale maïszaadleverancier (29 procent) zijn voor telers belangrijke bronnen bij het kiezen.
Klik hier voor de resultaten van de MaïsScan.