Nederlandse veestapel scheidt steeds minder stikstof uit
De fosfaatuitscheiding bedroeg in 2021 148 miljoen kilo. Dat is 1,8 procent minder dan in 2020 en ruim 14 procent onder het fosfaatplafond.
Stikstofplafond
Het stikstofplafond is door de Europese Unie (EU) vastgesteld op 504,4 miljoen kilo stikstof. Dat betekent dat de Nederlandse veestapel dit jaar 33,4 miljoen kilo stikstof heeft uitgescheiden dan is toegestaan. Vanaf 2017 is de stikstofuitscheiding van de veestapel met 41 miljoen kilo afgenomen. De melkveehouderij leverde met een afname van 30 miljoen kilo de grootste bijdrage aan de afname. Ondanks de sterke afname produceren de Nederlandse melkkoeien nog altijd 7 miljoen kilo stikstof meer dan in 2010. De totale productie van de melkveestapel bedroeg in 2021 273 miljoen kilo stikstof, 4,7 procent minder dan in 2020 en 8,8 miljoen kilo onder het voor de melkveehouderij vastgestelde stikstofplafon. Het is pas de tweede keer sinds de afschaffing van het melkquotum in 2015 dat de Nederlandse melkveesector onder het stikstofplafond blijft.
Ruim onder fosfaatplafond
De fosfaatuitscheiding daalde vorig jaar met 2,7 miljoen kilogram naar 148,0 miljoen kilogram. De uitscheiding ligt daarmee ruim onder het plafond van 172,9 miljoen kilogram. Ook de melkveehouderij bleef met een fosfaatuitscheiding van 74,2 miljoen kilo ruim onder het voor de sector vastgestelde plafond van 84,9 miljoen kilo. De totale fosfaatuitscheiding lag wel 0,5 miljoen kilo hoger dan een jaar eerder.
Invloed rantsoen
De hoogte van de stikstof- en fosfaatuitscheiding hangt samen met de samenstelling van het veevoer, gras en snijmaïs. Het kuilgras dat in 2021 is gevoerd, bestaat voor een deel uit de grasoogst van 2020 en voor een deel uit de oogst van 2021. Het stikstofgehalte van het gras van 2021 was laag, waardoor het gemiddelde stikstofgehalte lager uitviel. Het fosforgehalte van het geoogste gras was in 2021 juist hoger. Bij melkvee en bij andere graasdieren is de stikstof- en fosfaatuitscheiding sterk afhankelijk van de samenstelling van gras en snijmaïs en van het aandeel gras en maïs in het rantsoen. Weersomstandigheden zorgden in de periode 2017–2020 voor relatief hoge stikstofgehalten en lage fosforgehalten van het gras. Daarnaast was er door krimp van het maïsareaal in die periode minder van het relatief stikstofarme snijmaïs beschikbaar.