‘Ureumgehalte is flink omhoog geschoten’
Door de droogte was er nauwelijks sprake van mineralisatie. Ook de mest die na de eerste snede op het land is gereden, had een buitje nodig. Inmiddels is op de meeste plaatsen meer dan een buitje gevallen. Dit zorgt voor een explosieve groei van het gras en een flinke toename van het eiwitgehalte.
De snelle toename van het eiwitgehalte heeft ook zijn weerslag op de eiwitvoorziening en de benutting daarvan. Veehouders zien dit duidelijk terug in het ureumgehalte. Dit betekent bijsturen door minder eiwit en meer energierijke producten te voeren.
Voederwaarde en doorschietmoment
De hoeveelheid energie in het gras is erg afhankelijk van het groeistadium. Gras wat net twee tot drie weken geleden gemaaid is, bevat over het algemeen nog een mooie voederwaarde. Gemiddeld rond de 950 tot 965 VEM. Een stijging van ongeveer 20 tot 30 VEM in een week tijd.
Zeker in delen van het land, waar de grasgroei dit voorjaar wat later op gang kwam, is de voederwaarde nog prima. Maar rond deze tijd van het jaar begint het gras ook te schieten. Vooral veehouders die relatief vroeg waren met de eerste snede en de tweede snede nog niet gemaaid hebben, merken dat. Het gras begint dan te verhouten.
De doorschietdatum is niet alleen klimatologisch bepaald, maar ook genetisch. Het ene ras schiet eerder door dan het andere. De meeste mengsels zijn samengesteld op basis van een gespreid doorschietmoment. Er zijn echter ook grasmengsels te krijgen waarbij het doorschietmoment dichter bij elkaar ligt.