Is de hoogste VEM- én zetmeelopbrengst echt mogelijk met nieuwe middenvroege rassen?
Middenlate en late rassen (zowel dent als flint types) zijn in Nederland - terecht - minder geliefd. Ondanks dat ze er meestal massaal uitzien en veel opbrengst kunnen geven, scoren ze vaak minder goed op kwaliteit en drogestofgehalte en moeten ze vaak te laat geoogst worden. Wie voor maximale opbrengst én kwaliteit gaat, kiest daarom beter voor middenvroege rassen.
“Rassen als SY Nomad enSY Dakini (respectievelijk 105 en 103 VEM-opbrengst op de PPO-CSAR rassenlijst) halen al snel tot 1000kg DS meer van een hectare in vergelijking met een vroeg ras, “stelt Wouter Wijnhout van Syngenta. ”Op 15 tot 20 hectare oogst je zo 1 hectare extra aan opbrengst.”
Relativeren is belangrijk in het leven, ook bij een relatief zetmeelcijfer
De meerwaarde van middenvroege rassen voor VEM, opbrengst en plantgezondheid blijkt duidelijk uit de cijfers op de rassenlijst. Wouter heeft wel een kanttekening over de relatieve cijfers voor zetmeel op de Nederlandse Rassenlijst en de invloed van plantgezondheid.
“Bij gezonde staygreen genetica met hoge stengelrotresistentie wordt het zetmeelgehalte al snel onderschat ten opzichte van de praktijk. In de Nederlandse proeven zit wel elk jaar een veld waar deze (gezonde) rassen eigenlijk te vroeg geoogst worden (bij te lage DS-gehaltes, en bijgevolg lagere zetmeelgehaltes). En dit haalt dan het gemiddelde een aantal punten naar beneden. En voor rassen die laag scoren voor stengelrot, geldt net het omgekeerde : op bepaalde velden kunnen deze juist doorschieten naar drogestofpercentages van meer dan 40% met extreem hoog zetmeel. Leuk voor het relatieve cijfer, maar dergelijke drogestofgehaltes zijn in de praktijk niet gewenst.
Kort gezegd: staar je niet blind op alleen een relatief zetmeelcijfer van 95 of 100, maar bekijk tegelijk ook het stengelrotcijfer en het DS-gehalte. Een heel gezond ras met op de lijst een 95 relatief voor zetmeel toont in de kuiluitslagen vaak evenveel zetmeel bij hetzelfde % DS als een stengelrotgevoelig ras dat 5 punten hoger scoort op de Rassenlijst voor zetmeel.”
Ook Belgische cijfers geven inzichten en bevestigingen
Het beste bewijs voor bovenstaande stelling vindt Wouter in de BeIgische cijfers. “Daar worden de middenvroege rassen zelden te vroeg geoogst (omdat er ook middenlate rassen op het veld staan) en worden proefvelden meestal niet beregend (wat staygreen genetica kunstmatig later rijp maakt). Het zetmeelgehalte van middenvroege rassen wordt daar veelal beter ingeschat, in lijn met wat er in de praktijk uitkomt. Ook de invloed van stengelrot is hier zichtbaar. Verder zien we voor veel eigenschappen mooie gelijkenissen tussen België en Nederland.”
Tabel: vergelijking eigenschappen Belgische en Nederlandse proefresultaten voor 4 gemeenschappelijke rassen.