Geef ziekteverwekkers geen kans
Luchtweginfectie samenspel factoren
Runderen zijn op zich al wat kwetsbaarder voor luchtweginfecties dan andere dieren als gevolg van de anatomie van de longen, stelt rundvee-dierenarts Inge Nijhoving van de GD. „Koeien hoeven niet lang en hard te kunnen rennen, zoals een paard. Hun longinhoud is verhoudingsgewijs klein; in rust gebruikt een koe al vrij veel longcapaciteit. Als er dan een infectie bij komt, heb je ook eerder kans dat het hele longweefsel wordt aangedaan, waardoor de ademhalingscapaciteit terugloopt.” Voor kalveren geldt dit nog sterker, omdat hun longen nog in ontwikkeling zijn.
Kalveren die kampen met een luchtweginfectie, gaan minder eten, moeizamer ademhalen, snotteren uit de neus en hoesten en rochelen bij inspanning. Ze worden sloom, blijven langer liggen en komen minder makkelijk naar het voerhek. Maar het allereerste symptoom is koorts. Nijhoving: „Kalveren zijn vluchtdieren, ze laten niet zo snel zien dat ze ziek zijn. Als zo’n kalf echt blijft liggen, dan heeft het waarschijnlijk al ruim twee dagen koorts. Een hoestend kalf kan al wel drie dagen koorts hebben. Als je één ziek dier hebt, is het goed om direct met een thermometer het hok in te gaan en de andere dieren ook te temperaturen en eventueel te laten behandelen.”
Minder goed ontwikkeld
Hoe vaak longproblemen precies voorkomen op Nederlandse melkveehouderijbedrijven, wordt niet geregistreerd. Wel wordt in KalfOK bijgehouden wanneer kalveren een antibioticumbehandeling krijgen tegen luchtwegproblemen.
In België loopt momenteel een onderzoek naar de prevalentie van longproblemen en wat per ziekteverwekker de beste aanpak is. Wat wel bekend is, uit Spaans onderzoek, is dat koeien die als kalf vaker dan twee keer zijn behandeld tegen luchtweginfecties, minder goed ontwikkeld zijn. De dieren geven minder melk en zijn in totaal zo’n vijftig dagen korter in productie, aldus Nijhoving. „Zeker nu er over het algemeen minder jongvee wordt aangehouden, is het belangrijk om te voorkomen dat de dieren ziek worden.”
Maar dat is nog best een uitdaging, omdat luchtwegproblemen typisch ontstaan door een combinatie van factoren: omstandigheden, weerstand en de aanwezigheid van ziekteverwekkers.
Belangrijkste ziekteverwekkers
Bij de ziekteverwekkers gelden het para-influenza 3-virus en het BRSV (bovine respiratoir syncytieel virus) als voornaamste virussen. BRSV veroorzaakt pinkengriep en komt met name voor bij oudere dieren. Als kalveren echter in de buurt staan van wat ouder jongvee, kunnen ze er ook mee besmet raken en longontsteking krijgen. Infecties met para-influenza type 3 verlopen in principe doorgaans mild.
Volgens Ruurd Jorritsma, hoofddocent aan de Faculteit Diergeneeskunde in Utrecht, komen deze beide virussen vrij algemeen voor in Nederland. „Je houdt ze eigenlijk niet buiten de deur. Heel veel dieren maken zo’n infectie door met vrij milde klachten. Het punt is meer dat bacteriën die kalveren bij zich dragen, dan kunnen toeslaan op het moment dat zo’n virus schade heeft veroorzaakt aan de luchtwegen.”
Dat soort bacteriën zijn dan bijvoorbeeld Mannheimia heamolitica, Mycoplasma bovis, Pasteurella multocida of Trueperella pyogenes. Nijhoving: „Als je alleen een infectie hebt met para-influenza 3, is het meestal geen groot probleem. Maar als het kalf onder stress staat, of het heeft minder weerstand, dan kan zo’n para-influenza ervoor zorgen dat een bacterie zoals Mannheimia, die normaal achter in de neus zit, een longontsteking veroorzaakt.” Deze bacterie produceert toxines en daar kunnen kalveren echt goed ziek van worden. Ook Pastuerella multocida is zo’n neusholte-bewoner, die normaal geen problemen veroorzaakt, maar kan toeslaan als een kalf verminderde weerstand heeft of stress. Mycoplasma bovis is ook bekend als mastitisverwekker. Bij kalveren kan deze bacterie longontsteking veroorzaken. Kalveren kunnen deze bacterie bijvoorbeeld binnen krijgen via besmette biest of koemelk. Het kan ook rechtstreeks worden overgedragen tussen dieren.
Diagnostiek
De afgelopen tien jaar is de diagnostiek van luchtwegaandoeningen flink uitgebreid, vertelt Nijhoving. Voor de meeste ziekteverwekkers zijn inmiddels PCR-tests beschikbaar. Daarnaast kunnen op basis van een longspoeling of neusswabs kweken worden gemaakt om de verantwoordelijke bacterie aan te wijzen. Ook bloedonderzoek kan worden ingezet. Als er sprake is van chronische problemen, zullen er vaak verschillende onderzoeksmethoden worden ingezet om de juiste verwekker te lokaliseren. Ook de gevoeligheid voor antibiotica kan dan worden bepaald, zodat die middelen gericht kunnen worden ingezet. Hieraan voorafgaand moet wel een kweek worden gemaakt.
Bij het onderzoek op kalveren tussen de twee en zes maanden die zijn doodgegaan aan een longaandoening en ter sectie zijn ingestuurd, wordt de Mannheimia-bacterie het vaakst waargenomen. Daarnaast worden ook Pasteurella multocida, het BRSV en Mycoplasma bovis gediagnostiseerd.
Weerstand
Het is dus zaak te zorgen dat de weerstand van het kalf zo hoog mogelijk is. Dat begint bij een goede biestverstrekking, waarmee het kalf de antistoffen van de moeder mee krijgt. Die zogeheten maternale immuniteit verdwijnt echter na zo’n drie maanden. Vervolgens moet het kalf haar eigen weerstand gaan opbouwen en zo rond de twee tot vier maanden zit het dier dan in een kwetsbare periode, waarin luchtweginfecties kunnen toeslaan.
Stress is ook een weerstandsverlager. Het is daarom goed om kalveren in niet te grote, stabiele groepen te houden, met weinig leeftijdsverschil en zo min mogelijk wisseling van dieren. Dat geeft rust. Nijhoving ziet om die reden het liefst een all-in-all-out-systeem. „Leeftijdsscheiding is ook een goede maatregel om verspreiding van BRSV tegen te gaan”, stelt ze. Ook het voorkomen van kalverdiarree is een factor. Kalveren die diarree hebben doorgemaakt, hebben meer kans op luchtwegproblemen.
Tocht en ventilatie
Uiteraard moet de huisvesting op orde zijn, met een schoon en droog ligbed, dat vrij is van tocht. Kalveren kunnen slecht tegen tocht; mede door het relatief grote lichaamsoppervlak bij een kleine inhoud kan een kalf makkelijk warmte verliezen. Zorg daarom dat de kalveren beschut kunnen liggen; eventueel onder een afdakje in een wat grotere stal. Maar voldoende ventilatie is wel van belang. Een gezond stalklimaat biedt voldoende verse, schone lucht, wat de bacteriedruk in de lucht verlaagt. Bovendien is ventilatie belangrijk om het aandeel ammoniak in de stal zo laag mogelijk te houden, vult Jorritsma aan. Als er veel ammoniak in de lucht zit, tast dat de slijmvliezen van de voorste luchtwegen aan en kunnen ziekteverwekkers daar op aangrijpen.
Voer speelt ook een belangrijke rol: goed gevoerde kalveren zijn weerbaarder en worden minder snel ziek. „Hoe vaker je deze regels overtreedt, hoe groter de kans dat het misgaat”, zegt Jorritsma. „Kortom: je moet de basis op alle fronten op orde hebben”, beaamt Nijhoving. „En als er zich problemen voordoen, betekent het ook vaak dat je op meerdere fronten stappen moet zetten. De aanpak van luchtwegproblemen kan echter per bedrijf verschillen. Het ene bedrijf zal zich bijvoorbeeld meer op voeding moeten richten, het andere meer op stalklimaat.”