Landbouw niet goed voor 10 procent economie
Tot op heden stond op de website van de Rijksoverheid: "De Nederlandse land- en tuinbouw zijn goed voor 10 procent van de Nederlandse economie en werkgelegenheid." De overheid baseert zich hierbij op het Landbouw-Economisch Bericht, dat het LEI in juni van dit jaar publiceerde. Hierin stelt het LEI dat het Nederlandse agrocomplex 10 procent bijdraagt aan de toegevoegde waarde van de Nederlandse economie en 10,2 procent aan de Nederlandse werkgelegenheid.
Niet enkel de overheid, maar ook andere organisaties hebben dit vertaald als "De Nederlandse landbouwsector is goed voor 10 procent van de Nederlandse economie." LTO-bestuurder Noud Janssen stelde afgelopen september bijvoorbeeld in Nieuwe Oogst: "Land- en tuinbouw neemt ongeveer 10 procent van onze economie voor haar rekening." NRC Handelsblad berichtte: De Nederlandse land- en tuinbouw is goed voor 10 procent van de Nederlandse economie en werkgelegenheid."
Agrocomplex
Maar dit is onnauwkeurig. Het LEI definieert het agrocomplex als niet alleen de primaire land- en tuinbouw, mar ook "de verwerking en distributie van agrarische producten en de toelevering van producten en diensten die hiervoor nodig zijn, zoals energie, kunstmest, veevoer en zakelijke dienstverlening." De primaire sector draagt slechts bij aan 1,3 procent van de Nederlandse economie en aan 2,2 procent van de werkgelegenheid.
Dijksma zal de tekst op de overheidssite dan ook laten wijzigen. Zij stelt:
"Het Nederlandse agrocomplex dient als één geheel gezien te worden waar de primaire sector het onderdeel van is. Zonder de primaire sector zal het agrocomplex een minder prominente positie qua aandeel van de Nederlandse economie en werkgelegenheid vervullen. In toekomstige [communicatie] zal ik met betrekking tot de werkgelegenheid, aandeel in de Nederlandse economie en handelsoverschot in relatie tot land- en tuinbouwproducten communiceren over het agrocomplex. Dus niet enkel over de primaire sector, maar ook over de verwerkende en toeleverende sectoren."