GD: mastitisverwekkers CNS uitgespitst

Wanneer een melkmonster naar de GD wordt opgestuurd voor bacteriologisch onderzoek (BO Melk), kunnen voor wat betreft CNS-bacteriën nu niet alleen de soorten Staphylococcus chromogenes, Staphylococcus epidermidis, Staphylococcus haemolyticus en Staphylococcus simulans worden geïdentificeerd, maar ook Staphylococcus sciuri en Staphylococcus equorum. Deze laatste twee komen frequent voor in de uiers van Nederlands melkvee en lijken een hoofdrol te spelen in de uiergezondheidssituatie op het bedrijf. CNS-bacteriën kunnen zowel een hoog celgetal als klinische mastitis geven. Het verder specificeren van CNS is wenselijk om de verspreiding en aanpak op het melkveebedrijf beter te kunnen begrijpen, waardoor de melkveehouder de juiste maatregelen kan treffen.
Tot 15 procent positief
Het is niet uitzonderlijk dat 10 tot 15 procent van de kwartieren positief is op CNS-bacteriën. Als er (veel) meer kwartieren worden gevonden met CNS, dan is aan te nemen dat de tepeldip of het spraymiddel verkeerd wordt toegepast of niet werkzaam is. In aanvullend onderzoek naar mastitisverwekkers in (mastitis-)melk spelen CNS een belangrijke rol en worden soorten onderscheiden met zowel koegebonden als omgevingsgebonden eigenschappen.
Een gevoeligheidsbepaling is sterk aan te raden, aangezien ook bij CNS resistentiegenen voorkomen die antibiotica onwerkzaam maken, net zoals dit bij grote zus Staphylococcus aureus het geval is.
Tekst: GD
Beeld: Ellen Meinen